'Hij trok
aan mijn arm om me weer rechtop te zetten. Ik zag de aarde draaien en viel nog
een keer, toen hoorde ik zijn stem hen opdracht geven me naar huis te brengen.
Het puntje van zijn schoen raakte mijn neus toen ik op de grond lag. Het was
een glimmende, grote, moderne schoen'. Het zijn een paar regels uit Feux croisés, het dagboek dat de
Syrische romanschrijfster Samar Yazbek (42) bijhield van 25 maart tot 9 juli
2011, tijdens de eerste maanden van wat de Syrische lente moest worden. Als
schrijfster, journaliste en presentatrice van een tv-programma, bovendien
afkomstig uit een machtige, alawitische, pro-Assad familie, kiest ze de kant
van de opstandelingen - wat haar en haar dochter het doelwit maakt van islamisten,
veiligheidstroepen en fundamentalistische milities. Ze wil zien wat er in haar
land gebeurt, gelooft alleen wat haar vrienden haar via internet melden, neemt
taxi's naar de pleinen, ziet hoe bij pacifistische demonstraties mensen worden
afgetuigd, gearresteerd en vermoord. Zelf wordt ze opgepakt, bedreigd en
mishandeld. In haar boek neemt ze, behalve wat ze zelf ziet en ervaart, ook getuigenissen
op van anderen: een lange reeks van gruwelen. Heel concreet beschrijft ze hoe
Damascus 'een dode stad' wordt, hoe in enkele maanden het land waarin ze 40
jaar woonde en zijn inwoners onherkenbaar verandert. Haar dagboek getuigt van 'de
opstand van een vernederd volk dat zich wil ontdoen van het juk van het regime
en zijn waardigheid wil hervinden' en niets zal hen daarvan weerhouden. Yasbek
ontvlucht haar land, uitgeput en getraumatiseerd. Opgeven? Nooit.
Hoe harder
de repressie, hoe vastberadener de opstand - althans in de euforie van het
eerste jaar. De kunst bloeide op. In Syrië zie je ,,een explosie van
creativiteit", zegt ook Farouk Mardam-Bey, de in Syrië geboren uitgever
van de reeks Arabische literatuur bij Actes Sud. ,,Overal, in de steden maar
ook in de verre uithoeken van het land zie je jong talent tot ontplooiing komen,
in de literatuur, de schilderkunst, de film en de fotografie". Het Westen
weet maar weinig over de literatuur uit Syrië, er is zo goed als niets vertaald.
Tot de jaren '70 werd er voornamelijk poëzie geschreven, dichters zoals
Muhammud al Maghut waren sterren in hun eigen land, met hun optredens konden ze
een voetbalstadion vullen. Daarna werd het korte verhaal populairder en in het
kielzog daarvan de roman. Vuistdikke romans worden er sinds de jaren '70 geschreven,
veel gelezen binnen de Syrische grenzen, maar Westerse uitgevers vinden ze
onvertaalbaar: wie zou hier 1000 pagina's willen lezen van een compleet
onbekende Arabische auteur? Mardam-Bey: ,,het zijn romans die de geboorte van
een nieuwe heersende klasse in Syrië laten zien, over kleine boeren die
officieren worden en veranderen in absolute monsters - geschreven door heel
ambitieuze auteurs die hun werk geen letter willen inkorten".
Wie een
boek in Syrië publiceert krijgt met de zogenaamde 'triangle de l'interdit' te
maken, censuur als het gaat om religie, politiek en literair succes. De
gemiddelde oplage is zo'n 1000 exemplaren. De schrijver die een uitgever vindt
in Beyrouth of Caïro heeft kans om een groter lezerspubliek te vinden, buiten
de nationale grenzen.
De absolute
bestseller in de Arabische wereld is Het
Yacoubian van de Egyptische auteur Alaa el Aswany (meer dan 100.000 exemplaren verkocht in een land waar heel weinig
wordt gelezen), maar ook Taxi van
Khaled el Khamissy bereikte de bestsellerstatus. Beide boeken hebben
ongetwijfeld indirect een bijdrage geleverd aan de Egyptische lente: ze geven
kleurrijk en niet zonder humor, een beeld van het harde leven van 'gewone'
Egyptenaren - de eerste aan de hand van het wel en wee van de bewoners van een
groot gebouw in het centrum van Caïro, de ander in de vorm van een caleidoscoop
van verhalen die verteld worden aan een taxichauffeur in Caïro. De manier
waarop zijn klanten over overheidsdienaren spreken, verraadt enorme onvreden. De
eerste schrijver verdient zijn brood als tandarts, de tweede leeft van zijn
scenario's en zijn televisieoptredens. De reden? Piraterij. Geen boek dat
inmiddels niet op internet te vinden is. ,,Schrijvers accepteren dat",
zegt Mardam-Bey, ,,ze geven er zelfs toestemming voor, dan wordt het boek
tenminste overal gelezen". Het betekent tegelijkertijd het einde van de
censuur. ,,De censuur is anachronistisch geworden, uit elkaar gespat, auteurs
schrijven nu over alles, ook over onderwerpen die verboden zijn".
Wat er gebeurt in
Syrische gevangenissen is uiteraard zo'n onderwerp. Onlangs verscheen, in
Beyrouth en in Parijs, La coquille,
prisonnier politique en Syrie, van Moustafa Khalifé, een Syrische activist
en schrijver die 14 jaar gevangen zat en een huiveringwekkend getuigenis van
die periode in zijn leven publiceerde. In de jaren '80 verdwenen in de strijd
met dictator Hafez el-Assad veel aanhangers van het communisme en van de
Moslimbroederschap voor decennia de gevangenis in. De laatste jaren doen
schrijvers die dat aan den lijve hebben ervaren, verslag van die periode in de
geschiedenis.
Het zijn de ouderen,
die jarenlang de mond is gesnoerd, en de jonge, nieuwe generatie die nu
publiceren, zegt Mardam-Bey. Onlangs verschenen bijvoorbeeld Engelse en Franse
vertalingen van Les Plumes/The feathers,
een recente roman van de Koerdisch-Syrische schrijver Salim Barakat (1951,
Qamishli, Syrië), die al een groot oeuvre op zijn naam heeft staan. Wat als een
realistische roman begint (een Syrische vader stuurt zijn zoon naar Cyprus op
een missie) verandert al snel in een Beckett- Kafkaïaanse mengeling van
absurdisme, magisch realisme en het fantastische. Onrust, onbegrip, dreiging
van geweld. Een spiegel, lijkt het, voor de politieke situatie van de Koerden
en voorbode van de huidige opstanden.
De jonge generatie Arabische
schrijvers is vooral sociaal geëngageerd, ,,links en zonder dogma's", zegt
Mardam-Bey, ,,ze vermijden de ismes, hangen geen politieke doctrine aan". Opvallend
genoeg zijn velen daarvan vrouw. ,,Dat zie je in de hele Arabische wereld,
zelfs in de conservatiefste landen zoals Saoudi-Arabië". Neem het recente
nummer van Banipal, Magazine of Modern Arab Literature, een tijdschrift dat fragmenten
oorspronkelijk Arabisch proza en poëzie in het Engels vertaalt. Het laatste nummer is gewijd aan '12
women writers', met werk van onder
andere Huda al-Juhouri (Oman), Hawra al-Nadawi (Bagdad) en Maha Hassan (Aleppo,
Syrië). Het bevat ook een kort verhaal van Leila Aboulela (Soedan, van wie
onlangs ook een roman in het Nederlands verscheen). Zonder uitzondering brengen de verhalen het
leven van jonge vrouwen van nu in kaart: het is onderdrukking en onvrijheid wat
de klok slaat. De vertelster van Huda al-Juhouri krijgt van haar moeder te
horen dat ze 'noch slavin noch helemaal vrij' is en neemt haar toevlucht tot
lezen, want 'wie kennis zoekt is vrij van binnen'. Aboulela verhaalt van een
meisje dat goed kan leren, maar niet kan lezen wat er op het schoolbord wordt
geschreven. Haar vader weigert een bril voor haar te betalen: ze hoeft niet
slim te zijn om te worden uitgehuwelijkt. Hawra al-Nadawi en Maha Hassan (die
een tijd in Amsterdam woonde) worstelen buiten Syrië's grenzen met gevoelens
van onrust en buitenstaanderschap. De vertelster van al-Nadawi blijft een
'buitenlander' in Kopenhagen, die van Hassan is een eeuwige nomade op de
snelwegen van Frankrijk. Literair met een hoofdletter is het allemaal misschien
niet, wel geven die verhalen een levendig beeld van de problemen waar jonge
vrouwen in de Arabische wereld van nu én daarbuiten mee worstelen: ontsnapping
aan de mannelijke heerschappij, verboden liefde en seksualiteit, thuis-gevoel.
De romantraditie is
jong en dat merk je: de roman is grotendeels realistisch en uit - op zich
revolutionair - kritiek op de maatschappij vanuit het standpunt van het
individu. Wie schrijft, loopt risico. In een interview met deze krant vertelde de
Syrische schrijver en dichter Khaled Khalifa, uit Aleppo, een paar jaar geleden
dat hij de situatie van Arabische
schrijvers 'als een goudmijn' beschouwde, 'ze hebben zoveel materiaal - de
pijn, het leed - dat verteld moet worden'. Enkele maanden geleden woonde hij de
begrafenis bij van een vriend. Een groep milities kwam op hem af, tuigde hem af
en brak zijn arm. De Syrische cartoonist Ali Ferzat trof hetzelfde lot: zijn
vingers werden gebroken. Caricaturen van Ferzat zijn momenteel te zien in de galerie van het Prins Claus Fonds, aan de Herengracht in
Amsterdam. 'Ik wil niet extremistisch klinken', schrijft hij in de toelichting,
'maar Syrië is de geboorteplaats van de cultuur (..) Hier werd het alfabet
uitgevonden'.
Alle
kunstvormen spelen een actieve en betrokken rol in de opstanden: snel
aangebrachte graffiti met een revolutionaire boodschap, liederen die -
heiligschennis - ten gehore wordt gebracht vanaf een minaret, toneelteksten die
dan wel niet in Syrië zelf, maar wel buiten de grenzen op de planken worden
gezet. Mardam-Bey is optimistisch als het gaat om de literatuur. ,,Islamistische literatuur wordt er niet
geschreven, er is geen enkele dichter die vanuit het integrisme schrijft. Het
islamisme van vandaag is politiek, op macht gericht. Dat is betekenisvol: zonder
creativiteit geen toekomst!."
Bij alle
misdaden tegen de menselijkheid die de media ons iedere dag laten zien, lijkt
het erop dat er tegelijkertijd een enorme culturele, literaire energie
vrijkomt. Energie waarmee vastberaden wordt gezocht naar de expressie van een
nieuwe identiteit, van een ondanks alles hoopvolle toekomst - na de dictatuur.
Samar
Yazbek: Feux croisés. Journal de la Révolution syrienne. Buchet Chastel. Vert.
door Rania Samara, 204 blz. € 19
Moustafa
Khalifé: La coquille, prisonnier politique en Syrie. Actes Sud. Vert. door
Stéphanie Dujols, 334 blz. € 9
Salim
Barakat: Les plumes. Vert. door Emmanuel Varlet. Actes Sud. 345 blz. € 23,90
Banipal 44.
Magazine of Modern Arab Literature. 12 Women writers.
Prince
Claus Fund Gallery, Amsterdam, Culture in defiance, tot 23 november.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten