woensdag 24 oktober 2012

Schrijven in het Syrië van nu


'Hij trok aan mijn arm om me weer rechtop te zetten. Ik zag de aarde draaien en viel nog een keer, toen hoorde ik zijn stem hen opdracht geven me naar huis te brengen. Het puntje van zijn schoen raakte mijn neus toen ik op de grond lag. Het was een glimmende, grote, moderne schoen'. Het zijn een paar regels uit Feux croisés, het dagboek dat de Syrische romanschrijfster Samar Yazbek (42) bijhield van 25 maart tot 9 juli 2011, tijdens de eerste maanden van wat de Syrische lente moest worden. Als schrijfster, journaliste en presentatrice van een tv-programma, bovendien afkomstig uit een machtige, alawitische, pro-Assad familie, kiest ze de kant van de opstandelingen - wat haar en haar dochter het doelwit maakt van islamisten, veiligheidstroepen en fundamentalistische milities. Ze wil zien wat er in haar land gebeurt, gelooft alleen wat haar vrienden haar via internet melden, neemt taxi's naar de pleinen, ziet hoe bij pacifistische demonstraties mensen worden afgetuigd, gearresteerd en vermoord. Zelf wordt ze opgepakt, bedreigd en mishandeld. In haar boek neemt ze, behalve wat ze zelf ziet en ervaart, ook getuigenissen op van anderen: een lange reeks van gruwelen. Heel concreet beschrijft ze hoe Damascus 'een dode stad' wordt, hoe in enkele maanden het land waarin ze 40 jaar woonde en zijn inwoners onherkenbaar verandert. Haar dagboek getuigt van 'de opstand van een vernederd volk dat zich wil ontdoen van het juk van het regime en zijn waardigheid wil hervinden' en niets zal hen daarvan weerhouden. Yasbek ontvlucht haar land, uitgeput en getraumatiseerd. Opgeven? Nooit.
Hoe harder de repressie, hoe vastberadener de opstand - althans in de euforie van het eerste jaar. De kunst bloeide op. In Syrië zie je ,,een explosie van creativiteit", zegt ook Farouk Mardam-Bey, de in Syrië geboren uitgever van de reeks Arabische literatuur bij Actes Sud. ,,Overal, in de steden maar ook in de verre uithoeken van het land zie je jong talent tot ontplooiing komen, in de literatuur, de schilderkunst, de film en de fotografie". Het Westen weet maar weinig over de literatuur uit Syrië, er is zo goed als niets vertaald. Tot de jaren '70 werd er voornamelijk poëzie geschreven, dichters zoals Muhammud al Maghut waren sterren in hun eigen land, met hun optredens konden ze een voetbalstadion vullen. Daarna werd het korte verhaal populairder en in het kielzog daarvan de roman. Vuistdikke romans worden er sinds de jaren '70 geschreven, veel gelezen binnen de Syrische grenzen, maar Westerse uitgevers vinden ze onvertaalbaar: wie zou hier 1000 pagina's willen lezen van een compleet onbekende Arabische auteur? Mardam-Bey: ,,het zijn romans die de geboorte van een nieuwe heersende klasse in Syrië laten zien, over kleine boeren die officieren worden en veranderen in absolute monsters - geschreven door heel ambitieuze auteurs die hun werk geen letter willen inkorten".
Wie een boek in Syrië publiceert krijgt met de zogenaamde 'triangle de l'interdit' te maken, censuur als het gaat om religie, politiek en literair succes. De gemiddelde oplage is zo'n 1000 exemplaren. De schrijver die een uitgever vindt in Beyrouth of Caïro heeft kans om een groter lezerspubliek te vinden, buiten de nationale grenzen.
De absolute bestseller in de Arabische wereld is Het Yacoubian van de Egyptische auteur Alaa el Aswany (meer dan 100.000 exemplaren verkocht in een land waar heel weinig wordt gelezen), maar ook Taxi van Khaled el Khamissy bereikte de bestsellerstatus. Beide boeken hebben ongetwijfeld indirect een bijdrage geleverd aan de Egyptische lente: ze geven kleurrijk en niet zonder humor, een beeld van het harde leven van 'gewone' Egyptenaren - de eerste aan de hand van het wel en wee van de bewoners van een groot gebouw in het centrum van Caïro, de ander in de vorm van een caleidoscoop van verhalen die verteld worden aan een taxichauffeur in Caïro. De manier waarop zijn klanten over overheidsdienaren spreken, verraadt enorme onvreden. De eerste schrijver verdient zijn brood als tandarts, de tweede leeft van zijn scenario's en zijn televisieoptredens. De reden? Piraterij. Geen boek dat inmiddels niet op internet te vinden is. ,,Schrijvers accepteren dat", zegt Mardam-Bey, ,,ze geven er zelfs toestemming voor, dan wordt het boek tenminste overal gelezen". Het betekent tegelijkertijd het einde van de censuur. ,,De censuur is anachronistisch geworden, uit elkaar gespat, auteurs schrijven nu over alles, ook over onderwerpen die verboden zijn".
Wat er gebeurt in Syrische gevangenissen is uiteraard zo'n onderwerp. Onlangs verscheen, in Beyrouth en in Parijs, La coquille, prisonnier politique en Syrie, van Moustafa Khalifé, een Syrische activist en schrijver die 14 jaar gevangen zat en een huiveringwekkend getuigenis van die periode in zijn leven publiceerde. In de jaren '80 verdwenen in de strijd met dictator Hafez el-Assad veel aanhangers van het communisme en van de Moslimbroederschap voor decennia de gevangenis in. De laatste jaren doen schrijvers die dat aan den lijve hebben ervaren, verslag van die periode in de geschiedenis.
Het zijn de ouderen, die jarenlang de mond is gesnoerd, en de jonge, nieuwe generatie die nu publiceren, zegt Mardam-Bey. Onlangs verschenen bijvoorbeeld Engelse en Franse vertalingen van Les Plumes/The feathers, een recente roman van de Koerdisch-Syrische schrijver Salim Barakat (1951, Qamishli, Syrië), die al een groot oeuvre op zijn naam heeft staan. Wat als een realistische roman begint (een Syrische vader stuurt zijn zoon naar Cyprus op een missie) verandert al snel in een Beckett- Kafkaïaanse mengeling van absurdisme, magisch realisme en het fantastische. Onrust, onbegrip, dreiging van geweld. Een spiegel, lijkt het, voor de politieke situatie van de Koerden en voorbode van de huidige opstanden.
De jonge generatie Arabische schrijvers is vooral sociaal geëngageerd, ,,links en zonder dogma's", zegt Mardam-Bey, ,,ze vermijden de ismes, hangen geen politieke doctrine aan". Opvallend genoeg zijn velen daarvan vrouw. ,,Dat zie je in de hele Arabische wereld, zelfs in de conservatiefste landen zoals Saoudi-Arabië". Neem het recente nummer van Banipal, Magazine of Modern Arab Literature, een tijdschrift dat fragmenten oorspronkelijk Arabisch proza en poëzie in het Engels  vertaalt. Het laatste nummer is gewijd aan '12 women writers', met  werk van onder andere Huda al-Juhouri (Oman), Hawra al-Nadawi (Bagdad) en Maha Hassan (Aleppo, Syrië). Het bevat ook een kort verhaal van Leila Aboulela (Soedan, van wie onlangs ook een roman in het Nederlands verscheen).  Zonder uitzondering brengen de verhalen het leven van jonge vrouwen van nu in kaart: het is onderdrukking en onvrijheid wat de klok slaat. De vertelster van Huda al-Juhouri krijgt van haar moeder te horen dat ze 'noch slavin noch helemaal vrij' is en neemt haar toevlucht tot lezen, want 'wie kennis zoekt is vrij van binnen'. Aboulela verhaalt van een meisje dat goed kan leren, maar niet kan lezen wat er op het schoolbord wordt geschreven. Haar vader weigert een bril voor haar te betalen: ze hoeft niet slim te zijn om te worden uitgehuwelijkt. Hawra al-Nadawi en Maha Hassan (die een tijd in Amsterdam woonde) worstelen buiten Syrië's grenzen met gevoelens van onrust en buitenstaanderschap. De vertelster van al-Nadawi blijft een 'buitenlander' in Kopenhagen, die van Hassan is een eeuwige nomade op de snelwegen van Frankrijk. Literair met een hoofdletter is het allemaal misschien niet, wel geven die verhalen een levendig beeld van de problemen waar jonge vrouwen in de Arabische wereld van nu én daarbuiten mee worstelen: ontsnapping aan de mannelijke heerschappij, verboden liefde en seksualiteit, thuis-gevoel.
De romantraditie is jong en dat merk je: de roman is grotendeels realistisch en uit - op zich revolutionair - kritiek op de maatschappij vanuit het standpunt van het individu. Wie schrijft, loopt risico. In een interview met deze krant vertelde de Syrische schrijver en dichter Khaled Khalifa, uit Aleppo, een paar jaar geleden dat hij de  situatie van Arabische schrijvers 'als een goudmijn' beschouwde, 'ze hebben zoveel materiaal - de pijn, het leed - dat verteld moet worden'. Enkele maanden geleden woonde hij de begrafenis bij van een vriend. Een groep milities kwam op hem af, tuigde hem af en brak zijn arm. De Syrische cartoonist Ali Ferzat trof hetzelfde lot: zijn vingers werden gebroken. Caricaturen van Ferzat zijn momenteel te zien in de galerie van het Prins Claus Fonds, aan de Herengracht in Amsterdam. 'Ik wil niet extremistisch klinken', schrijft hij in de toelichting, 'maar Syrië is de geboorteplaats van de cultuur (..) Hier werd het alfabet uitgevonden'.
Alle kunstvormen spelen een actieve en betrokken rol in de opstanden: snel aangebrachte graffiti met een revolutionaire boodschap, liederen die - heiligschennis - ten gehore wordt gebracht vanaf een minaret, toneelteksten die dan wel niet in Syrië zelf, maar wel buiten de grenzen op de planken worden gezet. Mardam-Bey is optimistisch als het gaat om de literatuur. ,,Islamistische literatuur wordt er niet geschreven, er is geen enkele dichter die vanuit het integrisme schrijft. Het islamisme van vandaag is politiek, op macht gericht. Dat is betekenisvol: zonder creativiteit geen toekomst!."
Bij alle misdaden tegen de menselijkheid die de media ons iedere dag laten zien, lijkt het erop dat er tegelijkertijd een enorme culturele, literaire energie vrijkomt. Energie waarmee vastberaden wordt gezocht naar de expressie van een nieuwe identiteit, van een ondanks alles hoopvolle toekomst - na de dictatuur.

Samar Yazbek: Feux croisés. Journal de la Révolution syrienne. Buchet Chastel. Vert. door Rania Samara, 204 blz. € 19
Moustafa Khalifé: La coquille, prisonnier politique en Syrie. Actes Sud. Vert. door Stéphanie Dujols, 334 blz. € 9
Salim Barakat: Les plumes. Vert. door Emmanuel Varlet. Actes Sud. 345 blz. € 23,90
Banipal 44. Magazine of Modern Arab Literature. 12 Women writers.
Prince Claus Fund Gallery, Amsterdam, Culture in defiance, tot 23 november.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten