zondag 29 januari 2012

De leeuwenjager en Manet - een schitterende roman

Een meesterlijke avonturenroman, een grandioze, persoonlijke schets van een van Frankrijks beroemdste schilders, een amusant zelfportret van een erudiete, rond de wereld reizende grumpy old man, een levendige geschiedenisles en een schitterende reflectie op wat literatuur vermag - de recentste roman van Olivier Rolin is het allemaal. De jury's van Frankrijks literaire prijzen hebben in 2008, toen het boek verscheen, collectief zitten slapen: het steekt met kop en schouders boven alle bekroonde romans van dat jaar uit. De roman is bovendien uitstekend in het Nederlands vertaald, een prestatie van formaat van Katelijne de Vuyst, want Rolins stijl is knap lastig, zijn zinnen lang en kronkelig en zijn taalgebruik kent vele registers.



De leeuwenjager en Manet kent drie verhaallijnen, die van Eugène Pertuiset, alisas de leeuwenjager, die van de schilder Edouard Manet (1832-1883) en een dunnere, maar niet minder onderhoudend, die van de schrijver zelf. Rolin (1947) begint met de beschrijving van het schilderij waar het allemaal om draait, dat van De leeuwenjager, die ook op het boekomslag staat afgebeeld. Eerst de leeuw met 'wijd opengesperde muil boven de hoektanden, onder het starre, glanzend zwarte oog', 'een gat waaruit wat bloed sijpelt'. Op de achtergrond werpen 'spichtige bomen een lichte schaduw af, doorpriemd met vlekken van gelig roze zonlicht'. Dan de jager, 'gewurmd in een groene, haast zwarte jas met vergulde knopen (..), open kraag op een worstelaarsnek'. Sympathiek vindt de verteller hem niet. De jager ziet eruit 'alsof hij, ergens op een dorpskermis, zijn hoofd heeft gestoken in een gat van een decor', hij heeft 'het uitdrukkingsloze gezicht van een bruut', 'zwaar, opgeblazen, dichte opgetrokken wenkbrauwen', een 'charcuterieroze teint, een vlekkerig roze gezicht' en hij beantwoordt 'aan het beeld van de dorpswaard van weleer, je verwacht een handdoek over zijn schouder in plaats van een geweer'. Waarom - en dat is meteen een van de kernvragen van de roman - waarom heeft Manet, 'de blije, blonde Manet, / een en al gratie en cachet', deze dikzak geschilderd? 'Hoe is de zo spirituele Manet ertoe gekomen het portret te maken van deze lummel met zijn uitgedoofde blik?'.
In zijn roman geeft Rolin, stukje bij beetje, het antwoord op deze vraag. Het schilderij van Pertuiset ontdekte Rolin in 2006 in het Museu de Arte van Sao Paulo, maar 20 jaar eerder was hij de man ook al tegengekomen in een boek dat hij had gekocht in Punta Arenas, het zuidelijkste punt van Chili, bij Straat Magellaan. Daarin stond dat Pertuiset in 1873 een expeditie naar Vuurland had geleid - al met al reden genoeg voor Rolin om een tocht in zijn voetstappen te ondernemen. Het relaas van het leven van deze 'buitenissige opschepper' is ronduit hilarisch en de manier waarop Rolin het - droog en afstandelijk - vertelt uitermate geestig. Pertuiset heeft zijn titel van leeuwenjager van een 'voormalig officier bij de spahi's' geërfd, wilde hem niet zonder meer dragen en heeft erg zijn best gedaan werkelijk een leeuw te schieten. Dat lukt uiteindelijk in Jemmapes, Algerije, maar niet eerder dan na een reeks groteske mislukkingen - iets waarop deze Pertuiset sowieso het patent heeft. Wat hij ook doet - de man is ontdekkingsreiziger, uitvinder, wapenhandelaar, magnetiseur en vuurwerkmaker - het loopt op de een of andere manier spaak. Maar wat een mooie verhalen levert dat op, onder de onderkoelde, licht ironische pen van Rolin. Wat is waar en wat is verzonnen? Je komt er niet helemaal achter. Zijn personage is immers 'onderdeel van de verglijdende tijd: de getuigen gaan dood, vervolgens ook zij die de verhalen hebben gehoord, het wordt stil, het weinige wat niet verloren ging, wordt een roman'.
De verhaallijn die Manet volgt brengt tezelfdertijd een heel tijdperk uit de Franse geschiedenis tot leven. Levens kruisen elkaar, gebeurtenissen beïnvloeden elkaar op onvermoede wijze, alles heeft met alles te maken. Rolin is een meester in het vervlechten en verzinnen van al die kleine maar veelzeggende momenten die een bruggetje slaan van de een naar de ander. En passant zet hij de schilderijen van Manet in hun context. In het beroemde schilderij Het balkon bijvoorbeeld ziet hij als de allegorie van zijn onmogelijke liefde voor de schilderes Berthe Morisot, die zijn broer zou trouwen. 'Handen die een waaier omsluiten, de prachtige weemoed'. Op het schilderij staat ook Manets vrouw afgebeeld, 'de Hollandse, een pianiste die in het ziekenhuis van Chaillot Wagner speelde voor de stervende Baudelaire'. Keer op keer schildert Manet Berthe Morisot. 'Ze weten dat ze elkaar kwijtraken, dat ze elkaar nooit zullen toebehoren. De schilderkunst zegt wat verdwijnt. De boeken ook'.
Olympia, Déjeuner sur l'herbe, Muziek in de Tuileriën, De executie van keizer Maximiliaan - tegen de achtergrond van Manets schilderijen laat Rolin Victor Hugo figureren, Flaubert, de gebroeders Goncourt, Théophile Gautier, Nadar of Verlaine. Maar hij maakt ook de grote geschiedenis voelbaar: als in 1870 de Pruisen voor de poorten van Parijs staan, laat hij Manet als soldaat in de Nationale Garde het beleg van Parijs schetsen. Een jaar later, als de president van de Derde Republiek de opstand met harde hand heeft onderdrukt, observeert Manet de terechtstellingen van de communards. Manet is 'hartstochtelijk nieuwsgierig naar het reilen en zeilen van de wereld, en de wereld is een stierengevecht, of een naakte courtisane op haar bedstee, een absintdrinker, een bierserveerster, een bos pioenen - dat alles zonder onderscheid (..) De kunst moet zich met alles durven meten'. En dus observeert hij de executie van de zesentwintig jaar oude kapitein Rossel, die als enige officier de kant van de Commune koos en 'een volslagen paria' werd. 'Ik voel me helemaal ontheemd in de wereld', schrijft de kapitein vanuit de gevangenis aan zijn zus.
Daar haakt Rolin op in: het personage dat hem fascineert is niet de militant Rossel, maar de 'veel romantischer figuur van de avonturier'. Ook Rolin verlangt 'tegelijktertijd naar broederlijkheid en naar eenzaamheid'. Ook hij voelt zich ontheemd in de wereld. De 'onverzettelijke, wanhopige Rossel' behoort tot de helden die Rolin als 'idealistische en theatrale twintiger koesterde'. Zo vlecht de verteller bij tijd en wijle, in passages tussen ronde haken, ook zichzelf in zijn boek. Hij herinnert zich dat er in zijn kindertijd een schoensmeer bestond die  Zwarte Leeuw heette, vertelt over de mooie Isabel die hij in Sao Paulo ging opzoeken in de hoop dat ze met hem mee terug zou gaan, beschrijft hoe het café waar Manet in zijn tijd vaak kwam er nu uitziet en vertelt duizend andere wetenswaardigheden.
En zowaar - ook Rolin vat, in de voetsporen van Manet, heel langzaam een zekere vriendschap op voor die rare Pertuiset die hij een hoofdrol heeft gegeven in zijn boek. Die naïviteit, die onbeholpenheid, die groteske manier van doen, dat hoofd vol baarlijke nonsens - het heeft ook zijn charme. Zoals Manet Pertuiset schilderde, schreef Rolin diens levensverhaal 'zoals het had kunnen zijn'. Op zijn zoektocht pluist hij, de man die stamt 'uit het tijdperk van de verdwenen woorden' kranten uit van eeuwen geleden. Hij gaat op in 'namen van een verre wereld', volgt nauwgezet het spoor van romantische avonturiers uit vervlogen tijden. Rolin bewijst dat hij een schrijver is die met woorden kan schilderen. Altijd op zoek naar de verloren tijd, het 'land waar het voorbije leven zich vermengt met het gedroomde'. Schitterend.

Olivier Rolin: De leeuwenjager en Manet. Met kleurenkatern. Vert. door Katellijne De Vuyst. Uitgeverij IJzer. € 18,50

zondag 1 januari 2012

Tablet & Pen, Literary Landschapes from the modern Middle East

De kersverse 'onsterfelijke' Amin Maalouf, de Frans-Libanese auteur die onlangs als nieuw lid van de Académie française werd gekozen, heeft aangekondigd dat hij actief zal bijdragen aan het werk van de commissie die zich bezig houdt met de etymologie van het Frans. Het gaat het hem er niet alleen maar om aan te geven dat veel Franse woorden van Arabische oorsprong zijn: het aangeven hoe talen met elkaar verbonden zijn 'gaat veel verder dan het taalkundige aspect' en 'geeft een veel bredere boodschap af'. Als je kunt aangeven hoe innig talen met elkaar verbonden zijn, bedoelt Maalouf, zullen mensen die die verschillende talen spreken ook sneller geïnteresseerd zijn in elkaars taal en cultuur en, wie weet, in het verlengde daarvan, in elkaar.
Een variant op deze gedachte ligt ten grondslag aan de prachtige uitgave Tablet & Pen, Literary Landschapes from the modern Middle East, samengesteld door de Iraans-Amerikaanse auteur en wetenschapper Reza Aslan. In dit vuistdikke boek bracht hij tientallen fragmenten bij elkaar uit honderd jaar literatuur uit het Midden-Oosten, van Marokko tot Iran, van Turkije tot Pakistan. Een legertje van 77 vertalers vertaalde zijn selectie van korte verhalen, essays, gedichten en romanfragmenten uit het Arabisch, het Perzisch, het Turks of het Urdu naar het Engels.



Wie het boek leest, zo denkt Aslan, zal hopelijk voortaan bij de term 'Midden-Oosten' niet meer in eerste instantie denken aan terrorisme, fanatisme en gewelddadige islam. Het moet maar eens afgelopen zijn met die stereotiepe clichés die het westen koestert ten aanzien van alles en iedereen uit het Midden-Oosten, met de negatieve beelden, de angst en de afkeer. Dit boek wil een stap zijn op weg naar een nieuw paradigma, een positief beeld van het mozaïek dat het moderne Midden-Oosten is. Net als Maalouf is Aslan ervan overtuigd dat muziek, literatuur en beeldende kunst een brug kunnen slaan tussen mensen uit verschillende werelddelen die louter vooroordelen en negatieve beelden koesteren ten opzichte van elkaar.
Interesse is er in ieder geval wel. Het boek werd in de anglofone wereld een 'surprise hit', net als Aslans eerdere antologie met de provocerender titel Literature from the 'Axis of Evil': Writing from Iran, Iraq, North Korea and Other Enemy Nations. Beide boeken waren een initiatief van Words without Borders, een organisatie die de VS ervan wil doordringen dat er buiten de grenzen van Amerika ook literatuur wordt geschreven. En dat die ook nog eens interessant is. Words without Borders,  opgericht in 2003, stelt zich tot doel internationale literatuur te vertalen, uit te geven en te promoten - en dat alles voor een Engelstalig publiek. Iedere maand zijn op de website http://wordswithoutborders.org/ een aantal nieuw vertaalde verhalen, gedichten of essays te vinden, die uitgevers en lezers op ideeën kunnen brengen. Het on-line tijdschrijft is een bron van inspiratie en literaire ontdekkingen en wordt maandelijks door 30.000 nationale en internationale volgers bezocht. In Nederland begon het Letterenfonds onlangs met een vergelijkbaar initiatief op www.schwob.nl.
Hoe inspirerend is Tablet & Pen? Is zo'n anthologie daadwerkelijk in staat het gangbare beeld van het Midden-Oosten te veranderen? Inspirerend en educatief is het boek absoluut. Aslan heeft niet alleen een groot aantal literaire fragmenten naast elkaar gezet, maar ook een overtuigende, becommentariërende, rode lijn in die enorme hoeveelheid teksten aangebracht.  Wat de hele regio samenbindt is de koloniale ervaring van het Westerse imperialisme, de geschiedenis van uitbuiting en ongelijkheid, van de strijd voor onafhankelijkheid en de interne machtsstrijd die volgde.  Chronologisch doorloopt de lezer de hele eeuw. Van 1910 tot 1950 is literatuur vooral een middel voor het scheppen van een nationale identiteit: veel Arabische landen voeren hun onafhankelijkheidsstrijd, het nieuwe Turkije zoekt naar een middel om uitdrukking te geven aan de nieuwe staat en op het Indiase continent probeert het nieuwe Pakistan zijn stem te vinden. In de dertig jaar daarna, tot 1980, worden conflicten uitgevochten, groeit en verstedelijkt de bevolking in het Midden-Oosten en neemt de werkeloosheid toe. Schrijvers en dichters worden de woordvoerders van het volk en vertegenwoordigen vooral de dissidente, kritische stemmen. De afgelopen dertig jaar staan, volgens Aslan, ook literair gezien, in de schaduw van 9/11 en de War on terror. Tegelijkertijd verwatert het begrip 'grens',  een hele nieuwe geglobaliseerde schrijversgeneratie weet nauwelijks meer wat daarmee bedoeld wordt.
Met nadruk schrijft Aslan dat hij geen anthologie van literatuur uit 'de moslimwereld' heeft willen maken. Niet alleen identificeren veel schrijvers zich helemaal niet met de term 'moslim', er bestaat volgens hem ook helemaal niet zoiets als een eenduidige, monolithische moslimwereld. Je kunt je ook afvragen of de term 'landschap van het moderne Midden-Oosten' voor iedereen ook per definitie Turkije, India en Pakistan omvat. Het gaat Reza niet zozeer om nationaliteiten of grenzen, maar om 'intention, circumstance and setting', en dan vooral om het gemeenschappelijk ervaren gevoel altijd maar te worden weggezet als 'de ander', de 'vreemdeling' - door de Amerikaan, de Europeaan, de westerling wel te verstaan.
In zijn boek heeft Reza dus vooral stemmen verzameld die dat beu zijn, die luid en duidelijk tegen die stigmatisering protesteren, of dat nu vroeg in de 20e eeuw was of nog maar een jaar of tien geleden. Zijn boek opent met een fragment uit een manifest van de Libanees-Amerikaanse schrijver Khalil Gibran (1883 - 1931), The future of the Arabic Language uit 1923, waarin de kracht en de macht van het Arabisch wordt gezongen.  Het Arabisch nationalisme ging samen met een herleving van het Arabisch in de door de Turken bezette landen: 'Let your national zeal spur you to depict the mysteries of pain and the miracles of joy that characterize life in the East, (do not) translate the most beautiful and the most respected of what the Westerners have written'. Uit dezelfde periode citeert Reza bijvoorbeeld ook de grote Turkse schrijver Nâzim Hikmet, de Perzische auteur Sadegh Hedayat en werk van de Pakistaan Muhammad Iqbal.
De periode 1950 - 1980 laat Reza beginnen met de woorden van de Palestijnse schrijver Ghassan Kanafani: 'politiek en de roman zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden'. De postkoloniale generatie Arabische auteurs komt op voor de onderdrukten en de armen en doet dit in een een combinatie van door het Westen geïnspireerde vrije verzen en traditioneel Arabisch ritme, zoals de Syrische dichter Zakariyya Tamir en de Irakees Mozaffar al-Nawwab. De poëzie van de beroemde, eeuwige Nobelprijskandidaat, de  Syrisch-Libanese dichter Adonis draait om het thema van de Arabische identiteit terwijl zij tegelijkertijd is geïnspireerd op de gedichten van T.S. Eliot en Walt Whitman. De stichting van de staat Israël in 1948 en de vernedering van de Arabische legers door Israël in 1967 brachten decennialang alle pennen in beweging. De droom van een pan-Arabische eenheid viel in duigen en wordt weerspiegeld in literatuur over sociale chaos en politieke onderdrukking. Ter illustratie neemt Reza vertalingen op uit werk van de Egyptische schrijver Yusif Idris (The aorta), Haydar Haydar uit Syrië (The dance of the savage prairies) en van de enige Arabische auteur die ooit de Nobelprijs kreeg, Naguib Mahfouz (The seventh heaven).
Prachtig, en prachtig vertaald ook, is de poëzie van de Iraanse dichteres Forugh Farrokhzad (1935 - 1967), die profiteerde van een korte periode van vrijheid in haar land, verboden thema's verwoordde en de situatie van haar sekse aan de orde stelde. 'A window for seeing./ a window for hearing./ A window like a well (..)/ One window is enough for me. Of: 'I have sinned a rapturous sin/In a warm enflamed embrace,'/Sinned in a pair of vindictive arms,/ arms violent and ablaze.'
De periode vanaf 1980 is een tijdperk van ongekende onrust en verandering, van de Iraanse revolutie tot de intifada, van 9/11 tot de opkomst van de islamisten - het Midden-Oosten is heftig in beweging, wat je volgens Reza terugziet in de literatuur van nu, 'unique and vibrant'. Literatuur is bovendien, door de globalisering, grenzeloos geworden. Arabische schrijvers stellen hun pen niet zozeer in dienst van politieke doeleinden, de strijd tegen de invloed van het Westen of nationalisme. Ze kijken naar zichzelf, naar de wereld waarin ze leven en geven uiting aan hun gevoelens daarover.
Indrukwekkend zijn de paar pagina's van de Irakese schrijfster Haifa Zangana (1950) over angst, arrestatie en de praktijken in de Abu Ghraib gevangenis. 'What is to happen? What will we do? What will our future society - our dream - be like? (..) I wonder if.. is still alive?'. Geestig is het fragment van de Iraans-Armeense schrijfster Zoya Pirzad (1952) wier werk in Franse vertaling succesvol is. De laatste dichtregels zijn van de Iraanse dichter en journalist Alireza Behnam (1973) waarin oorlog en geschiedenis door elkaar heen zijn gevlochten, 'ask me about the future/I'll reply in Babylonian.
Literatuur wil een venster zijn op andere werelden, schrijft Reza, laat Tablet & Pen dan een verzameling patrijspoorten zijn die een glimp laten zien van het literaire landschap van het Midden-Oosten.
Voor wie erdoor wil kijken gaat er een wereld open.  

Tablet & Pen. Literary Landscapes from the modern Middle East. Edited by Reza Aslan. A Words without borders anthology. W.W. Norton & Company, New York/London. 657 blz. Prijs € 35,95