Drie jaar geleden
verscheen Le lièvre de Patagonie
(vertaald De Patagonische haas), de
autobiografie van Claude Lanzmann, de maker van Shoah. Het was een groots boek,
een ode aan het leven van een verzetsstrijder, een zoeker naar de betekenis van
het jood-zijn en een intieme vriend van de belangrijkste Franse denkers van de
20e eeuw. Onlangs publiceerde Lanzmann
een keuze uit zijn journalistieke werk, gepubliceerd tussen 1950 en 1970
- en weer ben je diep onder de indruk. Hoe komt het dat geen van die stukken,
een halve eeuw geleden geschreven, rimpels vertoont, ook al hebben ze
betrekking op gebeurtenissen die lang en breed voorbij zijn, op mensen die, als
ze al niet zijn overleden, in ieder geval niet meer dagelijks in de
schijnwerpers staan?
'In de jaren 50 ben ik voor
het eerst in Paestum geweest', zo begint Lanzmann zijn inleiding. 'Met Simone
de Beauvoir en Sartre brachten we er bijna een hele dag door (..). Naar Paestum
ben ik in alle fasen van mijn leven teruggegaan.' Bij dat bezoek aan de beroemde
ruïnes ten zuiden van Napels, wordt Lanzmann 'vol in het hart getroffen' door
'het graf van de goddelijke duiker', een fresco, afgebeeld op het buikbandje
van het boek, waarop een man van een zuil afduikt in een onduidelijke poel (de
dood?), met aan weerszijden gestileerde bomen. In die duiker, 'in de ruimte tussen leven en
dood', herkent Lanzmann zich, ook hij heeft zijn leven lang de noodzaak gevoeld
zich in de leegte te werpen, kop naar voren, de rest er rücksichtlos achteraan.
Letterlijk, door van hoge, gevaarlijke rotsen af te duiken én figuurlijk:
risico's nemen, kansen grijpen, nooit kiezen voor de veilige optie. Dát
verleent zijn leven eenheid, daar heeft zijn leven om gedraaid.
Het is - Lanzmann eigen
- wel wat hoogdravend en als het hem aan iets ontbreekt is het in ieder geval
niet aan zelfvertrouwen. Twintig jaar lang, voor hij Shoah maakte, schreef hij
om den brode. Hij publiceerde, onder zijn eigen naam en voor een habbekrats, in
Le monde en Les temps modernes. Maar zijn geld verdiende hij als 'rewriter',
'ghostwriter', hij herschreef stukken voor France-Dimanche en publiceerde onder
pseudoniem goedbetaalde portretten van sterren, in Elle bijvoorbeeld. Waarom
zou hij zich daarvoor schamen? Een mens moet eten en hij kocht er zijn vrijheid
en vrije tijd mee. Onder welke naam hij ook schreef en voor welk blad ook -
zijn stukken getuigen van zijn leven, van de eeuw die hij intens beleefde, dus
waar is het probleem? Staat het schrijven van een portret van een filmster voor
Elle op gespannen voet met een politiek geëngageerd pamflet voor Les temps
modernes? Onzin - zegt Lanzmann. 'De eenheid - die zit in mijzelf'. Híj is de
rode lijn, híj is de bindende factor, meer is er niet nodig.
Zo werkt het inderdaad.
De bundel bevat heel verschillende stukken, portretten, reportages, pamfletten,
open brieven, redevoeringen. Het verslag van een proces tegen een priester die
de vrouw die zwanger van hem was vermoordde, portretten van Charles Aznavour en
Jean-Paul Belmondo, de praktijken van de Franse politie ten tijde van de
Algerijnse oorlog, de reis van Mitterrand naar Israël, een analyse van Schindlers
list, een ode aan zijn moeder - je vindt het allemaal in La tombe du divin
plongeur.
Wat bindt die stukken?
Hoe komt het dat je ze allemaal wilt lezen? Door zijn prachtige, levendige
stijl en persoonlijke betrokkenheid. 'Als u hem zoekt, dan vindt u hem, zoals
ik heb gedaan, in Touquet, op een stormachtige dag'. Zo begint hij zijn schets
van Serge Gainsbourg, waarin hij laat zien hoe diens spetterende carrière tot
dan toe is verlopen, maar ook de afstand die hij neemt om alles eens rustig te
overpeinzen. Of de eerste regels van zijn stuk over de film Schindler's list: 'Ik heb achting voor
Steven Spielberg. Ik heb Indiana Jones
gezien, E.T., en ik houd van zijn films. Het is een filmvirtuoos. In ieder
geval kent hij zijn vak'. Je voelt al dat hij Spielberg in mootjes gaat hakken:
hoe kun je de Holocaust door de ogen van een Duitser laten zien, hij heeft er
niets van begrepen. Die 'ik' zit in ieder stuk en achter de 'ik' zit iemand die
weet waar hij naar toe wil, iemand die een hele sterke mening heeft en ons
daarvan wil overtuigen. Wordt Sartre aangevallen na de verschijning van Les
mots in 1964? Lanzmann verdedigt hem en laat even weten wie hij is: 'ik zoek
hem op zoals ik dat al 15 jaar 3 keer per week doe'. Kan de Franse politie zijn
handen wassen in onschuld tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd?
Lanzmann laat de vuile streken zien van 'le préfet Papon', die, aldus zijn stuk,
niets dan leugens verspreidt en Algerijnen door Algerijnen laat martelen en
verdwijnen, zodat het Franse blazoen onbesmet blijft. Een zeker cynisme is hem
niet vreemd: 'M. Papon is razend. Nu kon hij al meer dan een jaar in alle rust
martelen', waarna Lanzmann uit de doeken doet wat er roet in het eten heeft
gegooid.
Soms wordt Lanzmann
niet gedreven door woede of verontwaardiging, maar door lyrische bewondering. Voor
François Mitterand bijvoorbeeld. Diens reis naar Jerusalem in 1982 was voor hem
'een bevrijdende daad van dezelfde orde als de verschijning in 1945 van
Réflexions sur la question juive van Sartre'. Hoe moest je als jood die de
Holocaust overleefd had verder in een land dat joden had laten afvoeren en
vermoorden? 'Hoe nog naar hen te glimlachen?' Daarop had Sartre een antwoord
geformuleerd. Net als Mitterand, 30 jaar later, bij zijn bezoek aan het Holocaustmonument
Yad Vashem.
Een sterke persoonlijke
mening, zonder al te veel twijfel of nuance, enorme passie en gedrevenheid, in
een direct aansprekende stijl - dat is de kern van Lanzmann journalistieke werk
in deze bundel. Het is, net als zijn autobiografie, een strijd tegen het
vergeten.
Claude Lanzmann: La
tombe du divin plongeur. Gallimard. 438 blz. € 23,90
Geen opmerkingen:
Een reactie posten