donderdag 26 september 2013

Lieve Joris: Op de vleugels van de draak

Op de vleugels van de draak - toen ik de titel van Lieve's nieuwe boek onder ogen kreeg, was mijn eerste associatie: Nils Holgerssons wonderbaarlijke avonturen. Op de vleugels van de gans. Nils, dat jongetje dat dieren plaagt, daarom door een boze kabouter in een piepklein wezentje wordt omgetoverd en terecht komt in de veren van de vleugels van een gans, die precies op dat moment het luchtruim kiest. Een vreemde associatie natuurlijk. En toch bleek hij, toen ik het boek eenmaal gelezen had, helemaal niet zo absurd als ik in eerste instantie had gedacht.
Lieve's boek voert ons alleen niet naar allerlei uithoeken in Zweden, waar ons de eigenaardigheden van de Zweedse mores uit de doeken worden gedaan, maar het leidt ons naar andere verre werelddelen waar nog vreemder mores gelden. In haar nieuwe boek neemt ze ons mee naar Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten, naar Guangzhou in Zuid-China, naar het noordelijker gelegen Beijing, naar Jinhua, naar Shanghai, Zuid-Afrika en Congo. Binnen een paar pagina's zitten we in in Dubai, leren we mensen kennen uit Zimbabwe, China, Ghana, Congo, Somalië, Soedan, Zambia, Malawi en Kenia en horen we Swahili, Hindi en Frans spreken.



Onze uitkijkpost? Geen ganzevleugels. Nee, wel een groothandel in Dubai, met in de etalage rubberlaarzen, pannensets, sardines en poedermelk; en een containerpark van Al Heelam Cargo Group in Guangzhou, met loodsen en depots, prefab kantoortjes, met bergen kartonnen dozen en Pakistani die vorkheftrucks bedienen. En met gestresste commerçanten, onder wie veel zakelijke vrouwen, met krulspelden in het haar en een plastic tasje erover geknoopt. Of, weer een andere uitkijkpost: een winkelcentrum in een uit zijn voegen gegroeide Chinese stad, waar veel Afrikanen zijn neergestreken, op zoek naar goedkope handelswaar die ze voor een net wat betere prijs weer ergens anders kunnen verkopen. 
Vanuit haar kraaienest kijkt Lieve naar al die bewegingen tussen Afrika, Dubai en China,  Afrika reist naar China, China reist naar Afrika. Steeds maar reizen de forenzen heen en weer. Lieve volgt niet de grote kapitaalkrachtige multinationals, maar de beweeglijke, kleine mannen en vrouwen in het kielzog daarvan, de mannen die dozen van 24 lipsticks verkopen voor 5 euro, de vrouwen die ruzie maken over een partij verkeerde sokken, hardwerkende ploeteraars met dromen van rijkdom en een rustige oude dag.
Peddelend in mijn Afrikaanse prauw, schrijft Lieve prachtig, vaar ik het Chinese landschap binnen. En wij varen mee. Hoe kijken Chinezen naar Afrika? Welke vooroordelen hebben Afrikanen over China? En hoe kijken zij eigenlijk naar Europa? Hebben Chinezen eigenlijk niet net zo'n verkeerd, imaginair beeld van Afrikanen als Europeanen? In die zin zou je haar boek ook kunnen lezen als een onderzoek naar imagovorming. Ze brengt een fascinerende driehoek in kaart,. Tot voor kort, schrijft ze neer uit de mond van een van de vele mensen die ze ontmoet, wilde elke Afrikaan alleen maar naar Europa, maar het begint te veranderen.  De19e eeuw was de eeuw van Europa, de 20e die van de VS, 21e is die van Azie. China was een slapende tijger en die is langzaam wakker aan het worden. China en Afrika vinden elkaar meer en meer. Lieve bezoekt fora, georganiseerd om de Chinees Afrikaanse vriendschap te bezingen. En Europa? Europa is jaloers op die toenemend vriendschappelijke relatie tussen Afrika en China, waarbij het oude continent steeds meer buiten spel wordt gezet. De wereld draait om handel, het gaat om geld verdienen - en het is niet langer Europa dat de lakens uitdeelt.

Vanuit Afrika vaart Lieve China binnen en hoe ervaart ze dat? Het is een land waar je alleen Chinese produkten kunt kopen, een land waar alles wordt nagemaakt, een land zonder religie ook, dat Lieve's gesprekspartners kenschetsen als amoreel, met exclusieve aandacht voor wetenschap en handel. Volgens het adagium van Confucius moet academische uitmuntendheid bovendien de regering dienen. Dat is hier wel anders. In China ziet Lieve honden villen en in een wok verdwijnen, maar ook andere verontrustende zaken. Zelfmoord, mensen die buigen en barsten onder een zwaar verleden. Iedere Chinees van mijn generatie heeft een steen op zijn hart liggen, zegt iemand tegen haar, de steen van een dictatoriaal verleden dat overal zijn sporen heeft nagelaten.
China, zo lezen we, is een land dat zich niet voor andere culturen interesseert, waar ze niets weten en ook niets willen weten vd buitenwereld. Chinezen hebben alles, zegt een Afrikaan en toch zijn ze niet gelukkig. In Afrika wordt altijd gelachen al hebben de mensen niets. China is een land zonder cafécultuur. Een land zonder cafécultuur? denk je dan. Geen Arabische koffiehuizen? Geen theehuis op de markt? Geen plek om desnoods cola te drinken en het leven door te nemen? Waar moet er dan nagedacht worden, geschreven, geouwehoerd, waar moeten schrijvers, dichters, musici en denkers elkaar dan treffen? Wat is dan dé plek voor kunst, cultuur en discussie? In China wordt het ontbreken van een cafécultuur, begrijp ik, alleen maar opgevat als een gemiste zakelijke kans. Er is geen markt voor koffiebonen! Sinds ik hier in China ben, schrijft Lieve, heb ik het gevoel dat ik uit een soort madurodam kom, een besloten wereld vol ingesleten gewoontes. Soit. Maar wel een Madurodam met een theater, een boekhandel en een orkestbak.
Het huidige China is als een dolle bezig, maar niet met kunst of cultuur, heb ik van Lieve geleerd. Een viool is handelswaar, een object dat je niet naar de maestro brengt om erop te leren spelen, maar om te vragen hoeveel hij waard is. Een Nederlands sprekende vrouw uit België is niet in eerste instantie een interessante gesprekspartner uit een andere cultuur, maar een reuzeblik hollandse melkpoeder.
En hoe ervaart dat blik melkpoeder haar reis? Hoe slaagt ze erin vanuit een Afrikaans netwerk dat enorme Chinese continent te verkennen? Ze laat het ons meebeleven. Ze voelt zich soms eenzaam en verlaten, wordt soms koeltjes ontvangen, soms gaat haar hart naar iemand uit, soms ook is ze in minder dan een kwartier gereduceerd tot een toeschouwer. Een Chinese vriend  geeft haar een Chinese naam, Liwu, dat 'geschenk' betekent. Een goede naam, hou hem maar, zegt hij erbij.
Een ander vindt dat ze treinconversaties voert. Net als een journalist die hij ontmoette, een man die conversaties aanknoopte in een trein en nooit nul op rekest kreeg omdat mensen ervan uitgingen dat ze hem nooit meer zouden zien. Dat is wat ik doe, schrijft Lieve, treinconversaties voeren. Alleen duren die soms jarenlang.
Wat er ook op haar pad komt, altijd slaagt ze er bewonderenswaardig genoeg in weer een beetje dieper door te dringen in het leven van de mensen die ze ontmoet. Alles en iedereen beweegt, alles is vluchtig, degene die ze vandaag hier ontmoet, is morgen alweer ergens anders. De goedkoopste lippenstift achterna, de kaplaarzen, de pannensets en de sardines. Lieve zet de deuren van ons Madurodam wijd open, ze observeert de beweging tussen de continenten, geeft ze een menselijk gezicht, ze volgt al die op en neer reizende Afrikanen en Aziaten, al die bezige, sjouwende mensen, die ma ar gefixeerd zijn op één ding: geld verdienen. Soms is ze van de partij als er een grote slag geslagen kan worden. Misschien is die viool wel een miljoen waard. Zo ja, dan krijgt ze een deel van de buit, wordt haar beloofd.

Nee, zegt ze dan, ik hoef geen geld, ik wil alleen maar het verhaal.

(Deze tekst sprak ik uit bij de presentatie van Op de vleugels van de draak, 26 september 2013)

zondag 22 september 2013

Een ode aan Marianne

Een ode aan Marianne. Zo zou je het boek van Jean-Louis Debré en Valérie Bochenek kunnen karakteriseren. Marianne herinnert aan de Franse revolutie en de strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap, de waarden waarop de Republiek is gegrondvest. Sinds Eugène Delacroix haar zwaaiend met de vlag, met ontblote borst afbeeldde in zijn beroemde schilderij La liberté guidant le peuple is ze, als strijdbare vrouw, vaak door kunstenaars verbeeld en bezongen. Een borstbeeld van haar is in ieder Frans stadhuis te vinden. Toen onlangs de nieuwe nationale postzegel werd gepresenteerd met een gemoderniseerde Marianne-versie, die zo uit een stripverhaal lijkt te zijn weggelopen, bleek nog eens hoe na ze de Fransen aan het hart ligt. François Hollande presenteerde de grootogige blonde schone met enorme mascarawimpers en een uitnodigend handgebaar en prees haar aan als hét voorbeeld voor de jeugd, de toekomst van de natie. Een van de ontwerpers, Olivier Ciappa, twitterde na de presentatie dat hij zijn Marianne had gemodelleerd naar Inna Shevchenko, oprichtster van de Oekraïense protestgroep FEMEN, bekend van haar topless demonstraties. Heel conservatief Frankrijk stond onmiddelijk op zijn achterste benen - voorbeeld voor de jeugd!? - en riep op tot boycot van de postzegel. Zo'n Marianne wilden ze niet.



De Mariannes van Debré en Bochenek zijn échte Mariannes, vrouwen van vlees en bloed, die bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn, vrouwen die hebben gevochten voor kiesrecht, voor een onafhankelijke juridische positie voor de vrouw, voor een opleiding tot arts, voor kamerlidmaatschap, voor vrijheid van meningsuiting. Het zijn vrouwen die belangrijk zijn geweest voor 'het smeden van de nationale en republikeinse identiteit' van Frankrijk, een gedurfde formulering, want over wat nu precies die identiteit inhoudt bestaat in Frankrijk ook al enige tijd geen overeenstemming meer. Vrouwen die hun nek hebben uitgestoken, die hebben geknokt om hun ideaal te verwezenlijken - dat is de rode draad in dit boek. De eerste op de tijdlijn, uit de tweede helft van de achttiende eeuw, strijdt voor rechtsgelijkheid tussen mannen en vrouwen. Maar Olympe de Gouges, de 'rode amazone', vecht ook voor opvanghuizen voor bejaarden en wezen, voor de afschaffing van de slavernij, voor een belasting op luxe. Ze bekritiseert de kerk, schrijft het ene pamflet na het andere en behoort tot het slag vrouwen dat mannen angst inboezemt, een 'hysterica'. Als ze een referendum voorstelt om de Fransen te vragen aan welke rechtsvorm ze de voorkeur geven, vindt Robespierre het genoeg. Op 3 november 1793 wordt ze onthoofd.
Dat lot blijft de meeste vrouwen in dit boek bespaard. Fikse tegenwind krijgen ze allemaal. Het is hilarisch zo achter elkaar opgesomd te krijgen wat de man in de loop der tijd heeft gedaan om de vrouwelijke ambitie te beteugelen. Neem het verhaal van Julie-Victoire Daubié, de eerste vrouw aan wie het recht werd verleendom eindexamen te doen, maar geen officieel document kreeg 'om het ministerie niet voor gek te laten staan'. Of Madeleine Brès (1842-1921), dochter van een wagenmaker, die op haar vijftiende wordt uitgehuwelijkt, maar dolgraag arts wil worden. Na haar eindexamen wil ze zich inschrijven bij de medicijnenfaculteit - ongekend voor die tijd. Het voltallige kabinet buigt zich over haar vraag. Het tijdschrift voor artsen, Gazette des hôpitaux, is tegen: 'Om van een vrouw een arts te maken, moeten we haar haar gevoeligheid, verlegenheid, haar schaamte afnemen en haar harden door haar de meest vreselijke dingen te laten zien. Als een vrouw daar eenmaal doorheen is, wat blijft er dan nog van haar over? Een wezen dat geen meisje meer is, geen vrouw, geen echtgenote en geen moeder'. Op haar 26e mag Brès eindelijk beginnen. Ze is inmiddels moeder van drie kinderen en heeft de toestemming nodig van haar man. Het lopen van co-schappen wordt haar verboden. Wel mag ze promoveren, ze wordt de eerste Franse doctor in de geneeskunde. Twee vrouwen uit een latere generatie, Augusta Klumpke en Blanche Edwards, slagen erin - ondanks voortdurende tegenwerking, uitsluiting en vijandigheden van de oerconservatieve mannelijke beroepsgroep - uiteindelijk wel tot het 'internat' te worden toegelaten.
Ook de instituties van de volksvertegenwoordiging houden de gelederen zo lang mogelijk gesloten. Marthe Simard, geboren in 1901 in een advocatenfamilie in Algerije, organiseert tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Canada hulpacties voor de Franse militairen. Uiteindelijk wordt ze in januari 1944, op voorspraak van De Gaulle, benoemd in de voorlopige raadgevende volksvergadering, als volksvertegenwoordiger van Algerije - de eerste vrouw op een dergelijke post. Enkele maanden later wordt algemeen kiesrecht voor vrouwen een feit. Veertien jaar later krijgt de eerste Algerijnse moslimvrouw een officiële functie in de Franse regering: Nafissa Sid Cara (1910-2002), onderwijzeres uit de regio Sétif in Algerije, wordt benoemd tot staatssecretaris in het kabinet van Michel Debré. Een politiek-strategische en symbolische keuze: ze verpersoonlijkt de jonge generatie Algerijnse moslimvrouwen die zich verzet tegen de starre hiërarchie en wordt het symbool van 'een verandering en emancipatie die wij de Algerijnse samenleving toewensen', aldus Debré. In de jaren '90 mengt Nafissa Sid Cara zich in de discussie over de hoofddoek, uiting van een dieper liggend probleem: de meisjes hebben het idee dat Frankrijk niet veel méér doet dan hen tolereren, terwijl ze zich ook niet thuis voelen in hun vaderland. Ze ziet maar één oplossing en roept de Franse vrouw op alles in het werk te stellen om die meisjes zich 'Frans' en geaccepteerd te laten voelen.
Zo laten Valérie Bochenek en Jean-Louis Debré, in een kleurrijk mini-vrouwenlexicon, een reeks van zesentwintig bevlogen, vastbesloten en moedige vrouwen de revue passeren die de Franse Republiek hebben veranderd en haar een nieuw gezicht hebben gegeven. Niets in die republiek is in marmer gebeiteld, zegt Debré, samenleven vraagt om voortdurende verandering. De voorzitter van de Franse wetgevende raad, oud-voorzitter van de Assemblée nationale en oud-minister van Binnenlandse Zaken, publiceerde  - typisch Franse combinatie - eerder een boek over vergeten volksvertegenwoordigers en heeft ook een aantal thrillers op zijn naam staan. Natuurlijk worden de grote vrouwelijke kunstenaars uit de geschiedenis niet vergeten, George Sand,  Colette, Camille Claudel en ook Marguerite Yourcenar krijgen mooie, levendige portretten. Absoluut hilarisch zijn de pagina's over de enorme heisa en polemieken die in de Franse media werden gevoerd toen Yourcenar als mogelijk lid van de Académie française werd genoemd. Claude Lévi-Strauss was mordicus tegen, 'Je verandert de regels van een stam niet', een ander vroeg zich af wat ze in 's hemelsnaam aan moest, een ander merkte op 'ouder worden doen we onder elkaar, hoe zouden we het kunnen verdragen een vrouw ouder te zien worden?''. Yourcenar zelf weigerde ook nog eens zich officieel kandidaat te stellen, 'de veranderingen komen wel als de vrouw zich ook in andere domeinen zal laten gelden', luidde haar laconieke commentaar. Het is nu moeilijk te bevatten dat deze strijd dertig jaar geleden - gisteren! - werd uitgevochten. Inmiddels lijkt het tij langzaam te keren, de toekomst is aan Marianne.

Jean-Louis Debré en Valérie Bochenek, Ces femmes qui ont réveillé la France. Fayard. 366 blz. € 21,90


dinsdag 3 september 2013

De gedesoriënteerden van Amin Maalouf

Amin Maalouf is schrijver, essayist en bruggenbouwer tussen oost en west. Als geen ander kent hij de Westerse én de Arabische wereld, als geen ander heeft hij in zijn werk de kloof beschreven die beide universa, bijna onoverbrugbaar, scheidt. Een paar maanden geleden publiceerde hij Les désorientiés, een nieuwe roman waarover hij mij zo'n anderhalf jaar geleden vertelde dat hij ermee worstelde. De roman staat het dichtst bij hemzelf van al zijn romans. Het is een indrukwekkende roman, waarin een verteller terug gaat naar zijn geboorteland, Libanon, dat hij al jong heeft verlaten om in Parijs een nieuw bestaan op te bouwen. Hij krijgt een telefoontje van de vrouw van een van zijn jeugdvrienden die op sterven ligt. De vriendschap met hem heeft hij verbroken, maar toch neemt hij het vliegtuig. Het is de eerste stap naar een weerzien met zijn vroegere vrienden, die bijna zonder uitzondering het land, dat voortdurend in oorlog is, hebben verlaten en zich over de hele wereld hebben gevestigd. Een eerste stap in zijn verleden, een confrontatie met zijn keuzes, maar ook het begin van een begrip van de redenen die zijn vroegere vrienden hebben gehad om ándere keuzes te maken. In een land dat voortdurend in oorlog is, houdt niemand schone handen. Die levens, die keuzes of beter gezegd het onvermogen in vrijheid keuzes te maken, brengt Maalouf prachtig over. Hij blijft een leraar, hij wil uitleggen, hij moet en zal het zijn lezer doen begrijpen - dat doen we dan ook.



Het boek verschijnt binnenkort bij De Geus in vertaling, onder de titel De ontheemden.