De Goncourt 2012 is
vanmiddag toegekend aan Jerôme Ferrari voor zijn roman Le sermon de la chute de Rome. Dat maakte de secretaris van de jury
van de Académie Goncourt, Didier Decoin, om 12.45 uur vandaag bekend,
traditiegetrouw in restaurant Drouant, in het 2e arrondissement van Parijs. Daarmee
is Ferrari voor de rest van zijn leven financieel onafhankelijk en hoeft ook
zijn uitgeverij, Actes Sud, zich voor komend jaar geen zorgen te maken. Tot nu
toe werden er al 90.000 exemplaren van het boek verkocht, later deze week
liggen er - voorlopig - nog eens 150.000 in de winkel.
Als een hele grote
verrassing kwam de bekroning niet - Ferrari gold al weken als een van de twee
grote favorieten, zeker sinds Le monde des Livres, de boekenbijlage van het
dagblad, op 23 augustus opende met een bijzonder lovende kritiek plus interview
met de 44-jarige schrijver. Toen de prix Femina afgelopen maandag aan Patrick
Deville werd toegekend, leek Frankrijks belangrijkste literaire prijs Ferrari
niet meer te kunnen ontgaan. Zijn zesde, bijzondere roman speelt zich
grotendeels op Corsica af. De auteur, tegenwoordig verbonden aan het Institut
Français van Abu Dhabi, doceerde er na zijn studie filosofie aan een lyceum in
Ajaccio en werd, zo vertelde hij aan Le monde, twee jaar lang gegrepen door de
nationalistische geest die er al decennia op het eiland heerst. Hij vertaalde in
die tijd ook twee romans uit het Corsicaans naar het Frans. 'Voor het eerst sleept een Corsicaanse
schrijver de grootste Franse prijs in de wacht', kopte de Corse Matin trots, luttele
minuten nadat de bekendmaking had plaatsgevonden.
De twee hoofdpersonen
uit Ferrari's boek zijn jongens die in Parijs gaan studeren, ontdekken dat hun
hart daar niet ligt, hun studie aan de wilgen hangen en terugkeren naar
Corsica, waar ze, in the middle of nowhere, een bar openen. Hun ziel en
zaligheid stoppen ze in het runnen van die bar, ze investeren, nemen goed
uitziende, single door het leven gaande bardames aan voor de klandizie en weten
van hun dorp de best lopende toeristische trekpleister van het eiland te maken.
Zelf nemen ze het er ook van, drank, seks, binnenstromende pecunia - het lijkt
niet op te kunnen. Maar Corsica blijft Corsica: al snel ligt er een revolver
binnen handbereik achter de bar.
De nationalistische
strijd uit de jaren 90, het geweld tussen rivaliserende groepen en de aanslagen
die prompt met nieuwe aanslagen werden beantwoord zijn niet direct onderwerp
van de roman. Ze vormen er wel de achtergrond van. Ferrari ziet het groot: het
mini-imperium van de bar op Corsica staat voor Rome, voor Frankrijk, voor het Franse
koloniale rijk, nee: voor alle koloniale imperia en voor héél Europa. Imperia gaan
ten onder en zo gaat ook de harmonie in het Corsicaanse minikoninkrijkje
scheuren vertonen. Ruzie om geld, om vrouwen, rivaliteit, jaloezie, vreemde
blikken van buiten, verschillende toekomstvisies - ze gooien roet in het eten
en leiden uiteindelijk tot de onontkoombare catastrofe die je al vanaf de
eerste bladzijde voelt aankomen.
De titel van de roman,
Le sermon de la chute de Rome, verwijst - enigszins pretentieus - naar de preek
van kerkvader Augustinus over de val van Rome, in 410. De val en plundering van
Rome legt hij uit als een waarschuwing van God. Ieder hoofdstuk opent Ferrari
met een citaat uit diens preek, in het laatste hoofdstuk legt de auteur - voor
wie het nog niet helemaal heeft begrepen - nog eens helemaal uit wat dat nu
precies was, de val van Rome, hoe hij al die referenties in zijn roman nu
bedoeld heeft. Er hangt een doem over de mensheid, er voortekenen van het
einde, de Apocalyps is niet ver meer. Europa, berg je maar.
Ook Ferrari's andere personages
refereren aan werelden die op hun laatste benen lopen en die inmiddels ten onder
zijn gegaan: Indochina, Algerije, het hele voormalige koloniale rijk van
Frankrijk is immers, na met bloed en te zwaard te zijn veroverd en verdedigd, roemloos
verdwenen - met alle littekens van dien. De Franse functionarissen in het boek
zijn 'niet gekomen om beschaving te brengen', - nee, die hebben ze zelf niet
eens gekend -, maar om eindelijk 'het leven te leiden dat (ze) verdienen'. En
nu zitten ze daar 'in dat koninkrijk van barbaarse droefenis aan het uiteinde
van het Imperium'. Hun vrouwen sterven, hun eigen lichaam rot weg in het
tropische klimaat van Indochina of Afrika. Ze zien hoe het imperium ineenstort,
doem en verderf is overal.
,,In de jaren 90 raakte
Corsica ook steeds leger", vertelde Ferrari vanmiddag voor de microfoon
van France Culture, ,,er vielen veel doden, mensen trokken weg, er bleven
steeds meer vervallen en verlaten dorpen over. Het cliché van Corsica is gewoon
waar. Daarom voegen mijn personages zich ook naar dat cliché. Hun lot is
onontkoombaar, hun wereldje gaat ten onder".
De vele vertalers die
zich nu wereldwijd aan het werk gaan zetten, zullen een harde dobber hebben:
het taalgebruik van Ferrari kent vele registers, van religieus en bijbels tot
scabreus, poëtisch en hoogdravend, zijn zinnen beslaan niet zelden meer dan
enkele pagina's (Proust heeft hij niet gelezen, vertelde hij in een interview).
Hij rijgt zinnen met komma's aan elkaar, schrijft nauwelijks dialogen, heeft
een groot gevoel voor ritme en speelt met alle tijdsvormen (terugblikken,
vooruitblikken) die je je maar kunt voorstellen. Het maakt de Goncourt van dit
jaar tot een roman vol historisch besef die een dreigende brug slaat naar het
heden, met een zwarte ondertoon, een roman die zich niet aan je geeft, maar die
je moet veroveren. Een roman ook die zich plaatst in de recente trend waarbij
Frankrijk terug is in de Franse literatuur.
De andere genomineerden
waren Patrick Deville, met Pest & Choléra (Le Seuil), bekroond met de Prix
Femina; Joël Dicker, met La Vérité sur l'Affaire Harry Quebert (Ed. de
Fallois/L'Age d'homme) die vorige week de Grand Prix de l'Académie française
kreeg en Linda Lê met haar roman Lame de fond. Matthias Enard, wiens roman Rue
des Voleurs, buiten de derde en laatste Goncourtselectie viel, werd vorige week
op de boekenbeurs van Beyrouth bekroond met Le Choix de L'Orient, een afgeleide
van de prix Goncourt, gekozen uit de eerste nominaties door studenten Frans aan
een veelheid van Arabische universiteiten.
Tegelijk met de prix
Goncourt werd bekend gemaakt dat de Frans-Rwandese schrijfster Scholastique Mukasonga de prix Renaudot
krijgt voor haar roman Notre-Dame du Nil (Gallimard).
Margot Dijkgraaf
Jérôme Ferrari: Le
sermon sur la chute de Rome, Actes Sud, 202 blz, € 19