,,Overal in Europa eet je dezelfde pizza's. Overal in Europa zien de meisjes er hetzelfde uit. Overal dragen ze dezelfde rokjes, dezelfde t-shirts. Ongelofelijk saai. Straks lezen we allemaal overal dezelfde literatuur. Maar aan de andere kant ben ik daar natuurlijk blij om. We gaan weg van de massagraven".
Dat zei Jáchym Topol, een van de genomineerden voor de Europese Literatuurprijs, toen ik hem een paar jaar geleden interviewde. Het einde van de ideologiën, de val van de muur, het wegvallen van de oude grenzen, de globalisering - het leidt tot eenheidsworst, of je het nu hebt over eten, kleren, films of boeken. Op het laatst lijkt alles op elkaar.
Het is een mening die je in onze tijd van globalisering wel vaker hoort. Tim Parks betoogde onlangs dat romanciers steeds meer in hetzelfde Amerikaans schrijven en een karikaturaal beeld van hun eigen land schetsen om maar vooral door te dringen tot internationale roem. Deze internationalisering van literatuur leidt dan vanzelf tot een literatuur die steeds meer op elkaar lijkt.
Zouden schrijvers uit het oude Europa hun huid nu echt op die manier willen verkopen? Gaan ze bewust zo ver in hun kniebuiging voor de commercie en voor internationale bekendheid? Ik vraag het me af.
Ook wie veel op andere continenten verkeert, beziet Europa als een eenvormig werelddeel waarin weinig beweging zit. Vorige week sprak ik met twee reisschrijvers, die beiden veel over de wereld reizen en zich net zo thuis voelen in Azië en Afrika als in hun geboorteland, België respectievelijk Frankrijk. Komen zij van hun reizen terug dan hebben zij de indruk, vertelden ze mij, dat zij een museum binnenstappen, een stoffige maatschappij waar alles af is, waar het alleen nog een kwestie is van openingsuren, vegen en dweilen en af en toe de stofdoek erover heen halen. Een verkalkt continent, een werelddeel zonder beweging, zonder de energie, de ambitie en de optimistische gedrevenheid van consumenten in de dop in Azië, India, China of in de Arabische wereld.
Zou het echt?
Ik legde hun statement een paar dagen geleden voor aan twee Europareizigers. De een is literair spoorzoeker, auteur van een boek over de wereldliteratuur en een verhandeling over literair-historische figuren in Europa. De ander is hoogleraar Europese studies en imagoloog, die zich jaren verdiept heeft in stereotiepen en vooronderstellingen als het over andere landen en culturen gaat. Blasé, zei de een. Kennen ze het Europese continent wel, hebben ze zich wel werkelijk in de Europese cultuurgeschiedenis verdiept? reageerde de ander, en beseffen ze wel met welk een Europese, door hun tijd en klasse bepaalde vooroordelen en vooronderstellingen ze naar die andere continenten kijken?
En hoe staat het eigenlijk met de literatuur uit die werelddelen, zou ik daaraan willen toevoegen. Is die even dynamisch? Geeft die een mooi beeld van de energie en de ambitie die de de schrijfsters signaleerden?
Neem de romans van de Indonesische schrijfster Ayu Utami en je belandt in de armoede en de corruptie van het platteland. Lees de romans en de essays van de Egyptische schrijver-tandarts Alaa el Aswany en je komt terecht in de stedelijke wereld van de gewone man die maar net zijn hoofd boven water kan houden met zijn handeltjes. Lees de Jemenitische verhalenschrijver Ali Al-Muqri en het gaat over onderdrukking en armoede. Lees de Libische schrijfster Wafa Al-Bueissa en het thema is hoe te ontsnappen aan een verstikkende dictatuur, een repressieve cultuur. Lees de net bekroonde Algerijnse auteur Boualem Sansal en het gaat over onderdrukking en corruptie.
Wie de afgelopen jaren tientallen romans uit alle uithoeken van Europa heeft gelezen, ziet niets van de zogenaamde eenvormigheid van de Europese literatuur en met die verkalking valt het ook reuze mee.
Wat je wel ziet zijn individuele werelden die gekleurd zijn enerzijds door de persoonlijke situatie van de schrijver en anderzijds door de literaire en culturele traditie en de tijd, waarin hij of zij is opgegroeid. En met een beetje goede wil zie je wat trends: oorlogsliteratuur, biografieen en autobiografieën. Hedendaags minimalisme. Literatuur over bootvluchtelingen, over immigranten die Europa zien als het paradijs, die fort Europa bestormen. Komedies. Monologues intérieurs. Absurdisme.
Europa is een spiegelpaleis, zoals Joep Leerssen het noemde. Een caisse de resonance zou je kunnen zeggen. Al die stemmen die daarin heen en weer echoën vinden ergens een weerklank. Of zoals de Spaanse in Marrakech wonende schrijver Juan Goytisolo jaren geleden zei: de Europese literatuur is als een pollinisatie, een kruisbestuiving, de pollen waaien met de winden mee, sommigen blijven rondvliegen, anderen wortelen op een gegeven moment ergens in het werk van een andere, jonge auteur en daar komt dat zaadje weer tot ontkieming.
De nieuwe Europese literatuur? Die verbeeldt op een magistrale manier de nieuwe Europese infrastructuur, zei de Duitse historicus Karl Schlögel hier vorige week op dit podium. De nieuwe Europaliteratuur, die ijverig wordt gekocht en gelezen maar niet gerecenseerd bestaat uit reisgidsen, landkaarten, autoatlassen, spoorboekjes en vluchtschema's. Die publicaties geven het heden richting, het zijn indicatoren voor de voortgang en het tempo van de ontwikkeling en het tot wasdom komen van de grote steden in Europa.
De nieuwe Europese literatuur? zei Nelleke Noordervliet onlangs, die wordt geschreven door de nieuwe Europeanen, de mensen van elders die zich ergens in Europa een nieuwe cultuur en een nieuwe taal eigen maken. De nieuwe Europese literatuur? zei Adam Thirlwell hier onlangs, die kan alleen tot standkomen door middel van een nieuwe, originele vorm van vertaling.
En wat zei de jonge Hongaarse schrijver Gyorgi Dragoman hier een paar dagen geleden? Hij kan nog steeds maar moeilijk geloven dat er een einde is gekomen aan het communistische tijdperk. Nog iedere dag beleeft hij opnieuw de doodsangst die hij als jongen kende. Vanaf zijn 10e jaar bereidde zijn vader hem erop voor dat hij op ieder willekeurig moment door de geheime dienst van zijn bed gelicht kon worden, meegenomen voor verhoor. De lucht was niet blauw, leerde zijn vader hem zeggen, het gras is niet groen. Doodsangst ondermijnt de werkelijkheid, realiteit wordt surrealisme. Voor Dragoman zal het toekomstige verhaal van Europa altijd dit verhaal zijn, die herinnering aan de doodsangst.
Dus hoezo uniformiteit van de Europese literatuur?
Als er een ding is dat de longlist en de shortlist van de Europese literatuurprijs duidelijk maakt is het dat wel.
De shortlist van de Europese literatuurlijst bestond uit
HHhH van Laurent Binet, vertaald uit het Frans door Liesbeth van Nes (Meulenhoff
Dat weet je niet van Jens Christian Grøndahl, vertaald uit het Deens door Annelies van Hees (Meulenhoff)
De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell, vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema (Ailantus)
Drie sterke vrouwen van Marie Ndiaye, vertaald uit het Frans door Jeanne Holierhoek (De Geus)
De werkplaats van de duivel van Jáchym Topol, vertaald uit het Tsjechisch door Edgar de Bruin (Anthos)
De jury besloot de eerste Europese literatuurprijs toe te kennen aan:
Drie sterke vrouwen van Marie NDiaye, vertaald uit het Frans door Jeanne Holierhoek
Uit het juryrapport:
'Een bedrieglijk simpele titel voor een roman die even complex als subtiel drie geschiedenissen met elkaar verbindt. De aloude thema’s van onderdrukking en uitbuiting krijgen bij NDiaye een menselijk gezicht, een intense verdieping en een wrange schoonheid.'
'Een roman die op ieder jurylid een onvergetelijke indruk maakte. Die beelden en scènes bevat die zich niet zomaar meer uit het geheugen laten verwijderen. Die even actueel als tijdloos is, en vanuit indrukwekkend veel perspectieven de nachtzijde laat zien van het weldoorvoede, rijke Europa. Die een volstrekt literaire vorm vindt om het klassieke duo macht & uitbuiting hun verwoestende werk te laten doen. Die aan het janken maakt zonder zelf jankerig te zijn.
De allereerste Europese Literatuurprijs gaat naar Marie NDiaye, voor haar roman Drie sterke vrouwen, of zoals die oorspronkelijk heet: Trois femmes puissantes. Waarmee de jury onmiddellijk een diepe buiging maakt voor de vertaalster van deze roman.
Jeanne Holierhoek levert met haar vertaling een bewonderenswaardige demonstratie van vertaalkunnen. Holierhoek is een ervaren vertaalster met een grote kennis van het werk van Marie NDiaye, dit is de vierde roman van haar die ze heeft vertaald. Haar kennis van het Frans is uitmuntend, haar beheersing van het Nederlands is indrukwekkend; ze heeft een groot taalgevoel en weet met veel stilistische variatie en een rijke woordenschat een meeslepend verhaal neer te zetten. Te prijzen valt vooral dat ze zich op geen enkel ogenblik achter het origineel verschuilt, maar de volle verantwoordelijkheid voor de vertaling op zich neemt en een volwaardige, autonome tekst afscheidt. Al met al is er in Holierhoeks NDiaye-vertaling sprake van een gerijpt, zelfbewust vertalerschap, van bovengemiddelde inzet en van een geslaagd huwelijk tussen vertaler en auteur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten