In zijn lichte appartement vlakbij het Gare du Nord in Parijs zet Emmanuel Carrère koffie, neemt een pakje aan, fluit een deuntje, verwelkomt de werkster. Ontspannen, op zijn gemak, vrolijk - dit is een man die goed in zijn vel zit, die zijn leven op orde heeft, die weet waar hij staat in de wereld.
Toch is dit de schrijver van De sneeuwklas (1995), Op drift (1986) en De tegenstander (2000), romans uit een universum van moord, geweld en waanzin, waarin de werkelijkheid het gezicht krijgt van een nachtmerrie. Het zijn romans waar je klamme handen van krijgt, omdat er dreiging en onheil wordt gesuggereerd, maar zelden uitgelegd. Waar zijn fascinatie voor duisternis en tragische levensverhalen vandaan kwam, onderzocht Carrère in Een Russische roman (2007): het bleek verband te houden met de verzwegen verdwijning van zijn grootvader, een Georgische emigrant die na de bevrijding, in 1944, was geëxecuteerd voor collaboratie. In zijn boek maakte Carrere dit familiegeheim openbaar, rekende hij en plein public af met zijn beroemde moeder, de historica Hélène Carrère d’Encausse, en zette hij ook zijn toenmalige vriendin liefdeloos te kijk. Hij doorbrak een familietaboe, bevrijdde zich zo van zijn demonen en maakte de lezer deelgenoot van die worsteling.
Sindsdien is er ruimte in zijn hoofd en in zijn leven, nu kan hij met aandacht naar anderen kijken, naar 'Andere levens dan het mijne' , dat niet voor niets de titel is van zijn recentste roman. Carrère: ,,In Een Russische roman heb ik mij van een neurose bevrijd, van een enorme last die op mij drukte. Nu ben ik die kwijt, nu ben ik vrij, nu kan ik me openstellen".
In zijn nieuwe boek beschrijft hij twee gebeurtenissen in het leven van anderen, die hij van nabij meemaakt. Het ene is de dood van zijn schoonzus, die sterft aan kanker en een man en drie jonge dochters achterlaat; het andere is de tsunami die Sri Lanka trof in 2004. Vrienden verloren daarbij hun vierjarige dochter.
Hoe beleeft u de beelden van de tsunami in Japan en de gevolgen daarvan?
Zoals iedereen ben ik daar enorm door geraakt. Meer nog natuurlijk door de nucleaire catastrofe, daar zijn we zelf verantwoordelijk voor. Toen mijn vrouw en ik de tsunami in Sri Lanka meemaakten, dacht ik er geen seconde aan daar een boek over te schrijven. Ook niet in de jaren daarna. Pas na de dood van mijn schoonzus en de ontmoeting met een collega van haar, een rechter, die ons over haar vertelde, diende het onderwerp zich aan, vreemd genoeg. Ik dacht dat ik niets meer wist van de tsunami, ik had nooit aantekeningen gemaakt. Toen we er eenmaal wegwaren hadden we er nooit meer een woord aan gewijd, het was té verschrikkelijk geweest. Uiteindelijk hebben we gezamenlijk, mijn vrouw, mijn zoon en ik, uur voor uur, ons verblijf daar gereconstrueerd. Alle vijf dagen. Het was een afschuwelijk proces, het is iets wat je je gewoon niet wílt herinneren.
Valt de ik-verteller in het boek samen met de auteursnaam op de boekomslag? Gaat het, met andere woorden, om autobiografie?
De ik in het boek ben ikzelf, laat ik daar niet ambigu over zijn. Het is geen roman, maar een récit (verhaal). Het is wel autobiografisch, maar ik vorm zelf niet het hart van het boek, het gaat niet om mijn leven. Ik ben een subjectieve getuige. Mijn boeken, sinds De tegenstander, behoren tot het romaneske, maar ze zijn niet verzonnen.
Uw vorige boeken heeft u geschreven tegen de wil van uw hoofdpersonen. De man die zijn hele gezin heeft uitgemoord, onderwerp van De tegenstander, legt u uw boek niet voor. In Een Russische roman gaat u tegen de uitdrukkelijke wens van uw moeder in. Voor dit boek was het tegenovergestelde het geval.
Ik hoop dat ik nooit meer een boek als Een Russische roman hoef te schrijven. Ik heb een wet overtreden, ik heb met mijn boek mijn naasten gekwetst. Ik heb ze voor een fait accompli gezet, conflicten uitgelokt. Voor mijn privéleven, voor de mensen in mijn omgeving was het desastreus. Maar voor mij persoonlijk was het heel heilzaam. Ik hoop dat ik nooit meer een reden krijg om die wet nogmaals te overtreden. Voor dit boek was de situatie heel anders. Na de dood van mijn schoonzus, Juliette, nodigde Etienne, een collega-rechter, de hele familie uit bij hem thuis. Juliette liep op krukken, hemzelf was een been afgezet, beiden leden ze aan kanker die hun leven verpest had. Etienne vertelde twee uur lang over hun juridische samenwerking, hun gemeenschappelijke overwinningen, hun band, hun strijd. Het was een rare mengelmoes van dingen. Aan het einde van zijn monoloog zei hij: dit is een onderwerp voor u. Het was alsof ik een opdracht kreeg. Het was heerlijk om een boek te schrijven waarbij ik me moreel comfortabel voelde. Dit keer heb ik iedereen het manuscript voorgelegd voordat ik het publiceerde.
Die rechter, Etienne, was uw motor voor dit boek. Hij had het specifiek over 'de eerste nacht', de nacht die volgde op de dag dat hij te horen kreeg dat hij kanker had, een nacht van 'de totale ontreddering', 'de totale oorlog'.
Etienne had 1984 van George Orwell gelezen. Het beeld van de rat die de ogen van de hoofdpersoon opeet achtervolgde hem. Alleen verslindt de rat hem van binnenuit. Hij vertelde dat hij de kankercellen niet beschouwde als een vreemd lichaam, zoals die rat. Dat ze bíj hem hoorden. Ik begreep niet precies wat hij bedoelde. Maar ikzelf had sinds mijn kindertijd een vergelijkbare fobie, het gevoel dat er een vos van binnen aan mij vrat.
U schrijft dat u uw pijn hebt omgezet in boeken in plaats van in uitzaaiingen. U bent geschokt door mensen die zeggen dat de mens vrij is. Gaat u ervan uit dat kanker psychosomatisch is?
Ik presenteer dat niet als waarheid, het is een vraag die je niet kunt beantwoorden, er is geen bewijs. Ik hoor tot degenen die ertoe neigen de psychosomatische hypothese te onderschrijven. Dat zegt iets over mij, niet over kanker. Wat dat zegt? De mens heeft een bepaalde vrijheid en we streven ernaar die zoveel mogelijk te vergroten. Geluk is geen keuze, er zijn mensen die als verdoemden worden geboren. Er zijn mensen die materieel of affectief of psychisch in de ellende zitten. Vaak is de basis dan beschadigd. Zeggen dat depressie een kwestie van luiheid is, schokt me. Er zijn sociale, psychologische determinismen. Paradoxaal genoeg is het zo dat hoe meer je ziet dat je gedetermineerd bent, hoe meer je ruimte krijgt om je daarvan te bevrijden.
En u doet dat door het schrijven.
Ja, als je je determinismen in woorden vat, als je je eigen gevangenis beschrijft, dan begin je je daarvan te bevrijden.
In uw boek stelt u ook de vraag wat een leven tot een succes maakt.
Het antwoord van dit boek is: liefde. Het is geen triest boek, al gaat het over treurige zaken. Het gaat over de mogelijkheid tot het aangaan van een verbintenis, een band tussen mensen. Het heeft mij veel tijd gekost dat te ontdekken. Hier werd iets mogelijk. Doordat ik in mijn vorige boek al het achterstallige onderhoud had gedaan, alle ballast overboord had gegooid, heb ik mijn grote liefde ontmoet. Dat vertel ik in het boek. Mijn liefdesleven is altijd ongelofelijk chaotisch geweest en ik ben heel blij dat dat sinds een paar jaar stabiel is. Nee, je moet dit boek niet lezen als een ode aan de trouw. Als je al te zeker bent van je bestaan, laat het leven je snel zien dat je je vergist, neem dat maar van mij aan.
Wat is uw antwoord op de vraag wat het leven tot een geslaagd leven maakt?
Ik heb net de hand gelegd aan een nieuw boek over Limonov, een geëmigreerde Russische schrijver die ik in de jaren 80 in Parijs heb ontmoet. Het is een boef, ooit een undergroundster in de Oekraïne. Hij emigreerde naar New York, was clochard en miljardair, verdween in de Balkanoorlog, richtte een fascistische militie op, verdween in Rusland in de gevangenis en wordt nu ineens als een held van de democratische strijd gezien. Een avonturier met een bizar leven. Hij heeft zijn hele leven naar roem gestreefd, hij wilde een held worden. Mijn droom was ook altijd om beroemd te worden. Nu heb ik dat minder. Ik weet niet of dat komt omdat ik al een zekere bekendheid geniet of omdat ik voortgang boek op het pad van de wijsheid. In meer algemene zin moet je proberen vrij te zijn, je te bevrijden van wat je visie beperkt, zodat je beter begrip krijgt van de wereld waarin je leeft. Je moet je ego wat inperken, je 'ik' een beetje bijschaven. Dat kan zin geven aan het leven.
Emmanuel Carrère: Andere levens dan het mijne. Vertaald door Floor Borsboom. Arbeiderspers. 239 blz. Prijs € 21,95
Geen opmerkingen:
Een reactie posten