zondag 23 januari 2011

'De toekomst is aan de culturele consumptie'

,,Al aan het eind van de vorige eeuw had ik het gevoel dat de wereld ging ontsporen. Daarom schreef ik mijn boek over identiteiten. Na het einde van de Koude Oorlog hebben we de kans voorbij laten gaan iets nieuws in het leven te roepen, zoals na eerdere grote conflicten. Het verdrag na de Eerste Wereldoorlog was desastreus, die na de Tweede al wat beter: men creeërde de Verenigde Naties. De Koude Oorlog was in wezen van dezelfde orde, maar men heeft niet de behoefte gevoeld rond de tafel te gaan zitten, waarschijnlijk omdat die op een vreedzame wijze is geëindigd. Maar er was een nieuwe werkelijkheid ontstaan, die ons had moeten aanzetten de wereld opnieuw onder de loep te nemen. Dat we dat niet hebben gedaan heeft tot ontsporingen geleid. We  zijn zonder kompas de nieuwe eeuw ingegaan en die eeuw heeft ons vanaf het eerste moment door elkaar geschud."


Bedachtzaam, docerend, sympathiek, soms opvlammend van woede, licht  Maalouf (1949) de achtergrond van zijn noodkreet toe. De Europese en de Arabische beschavingen hebben de wereld alleen nog spanningen te bieden, vindt hij, ze zijn moreel gezien failliet. Op ieder gebied - of het nu intellectueel, financieel, klimatologisch, geopolitiek of ethisch is - ziet hij ontregeling en kompasloosheid. In zijn boek betoogt Maalouf dat de Arabisch-islamitische landen steeds dieper wegzinken in een 'historische put'. Ze koesteren wrok tegen de hele wereld en 'vooral tegen zichzelf'. Het religieuze radicalisme heeft de overhand gekregen en is radicaal antiwesters van karakter. Minderheden zijn verdwenen of worden met de dood bedreigd, het lot van de vrouwen is desastreus. Wat Maalouf de Arabische wereld verwijt is haar gebrek aan moreel bewustzijn. Wat hij het Westen verwijt is de neiging om zijn moreel besef aan te wenden als een middel om te overheersen. In de Arabische wereld neemt de barbaarsheid de vorm aan van intolerantie en obscurantisme, schrijft hij, in het Westen die van arrogantie en ongevoeligheid. Momenteel is het vooral Europa dat hem bezighoudt, het continent bevindt zich volgens hem in een cruciale fase.
In uw boek schrijft u dat het westen heeft gewonnen, de wereld zijn model heeft opgelegd. Maar juist door te winnen heeft het verloren, zegt u.
Het communistisch manifest begint met de zin: Een spook waart door Europa, het spook van het communisme. Aan het eind van het communistisch tijdperk kon je precies het omgekeerde zeggen: Een spook waart door het communisme, het spook van Europa. Die pacifistische overwinning van Europa had niet alleen positieve kanten: de 'ander' was weggevallen. Ineens moesten we opnieuw de grenzen van Europa definiëren, het specifieke van Europa onder woorden brengen. Een positieve herdefinitie, dat hebben we nodig. Inmiddels dreigen we de kern van de democratie te verliezen. De democratie loopt het gevaar een lege schelp te worden met een verkiezingsritueel zonder debat, zonder echte keuze. We depolitiseren en zo verliest de democratie haar betekenis, de stem van de verantwoordelijke burger.
Wat te doen?
Eerst moeten we de Europese identiteit een zinvolle invulling geven. Hoe? We hebben heel lang niet willen kiezen tussen een federalistische vorm, naar het voorbeeld van de VS, en een visie op Europa als zone van vrije uitwisseling. Het blijkt nu onmogelijk dezelfde munt te hanteren zonder gemeenschappelijke regels voor de economie. Ieder land zal moeten accepteren dat zijn soevereiniteit beperkt wordt in ruil voor een rol op continentaal niveau. Die keuze moeten we maken. Zo niet, dan gaan we naar een situatie van ieder voor zich. Als landen zich los gaan maken is het afgelopen met Europa.
Verlies van soevereiniteit is wel een heet hangijzer voor de meeste Europese regeringen.
Als Europa wordt ervaren als een vreemde macht waaraan wij de sleutels van ons huis geven, dan is het normaal dat iedereen nee zegt. Als we vinden dat een deel van de voorrechten die gelden in een land kan worden geruild voor een werkelijke participatie op Europees niveau ligt dat heel anders. We moeten een parlement hebben dat echte soevereiniteit draagt, dat alle Europese burgers vertegenwoordigt. Nu hebben 27 democratische staten een ondemocratisch bastaardsysteem voortgebracht, zonder enige coherentie. Het Amerikaanse model werkt, dat blijkt, alleen moet je het aanpassen. De Europese staten hebben bijvoorbeeld een veel belangrijker culturele en historische dimensie.  Politiek, economie en defensie zouden in handen moeten komen van een federale regering, terwijl sociale, culturele en taalgerelateerde zaken op het niveau van de individuele staat zouden moeten blijven. Het idee van Europese verkiezingen is onvermijdelijk, politiek kan zich niet meer beperken tot het nationale niveau. 
Hoe dat uit te leggen in een land dat Europa met groot wantrouwen bekijkt?
Je moet de keuze goed uitleggen: of we gaan naar de verenigde staten van Europa of we gaan achteruit. Nee, niet op hetzelfde niveau, achteruit. Het is een federaal Europa of desintegratie en regressie. Dan is de keuze evident. Jongeren in Europa denken dat alles vanzelf spreekt, ze realiseren zich niet hoe fragiel en zeldzaam hun situatie is, hoeveel ze te danken hebben aan een paar visionairs van 60 jaar geleden. Europa vervult een morele avantgarde rol en kan dat ook doen in de wereld van morgen, maar dan moet er een einde komen aan de slapte, het laisser-aller en het gebrek aan ambitie en visie.
In uw boek ziet u cultuur als hét redmiddel om de ontregeling van de wereld, en dus ook van Europa, tegen te gaan.
We leven in een wereld waarin we vaak met elkaar omgaan op basis van vooroordelen. Dat kunnen we ons niet meer veroorloven. Literatuur, film en toneel leren je vooroordelen te doorbreken. Het is fundamenteel voor de vrede om kennis van andere culturen te bevorderen. Verder is er het globale niveau: in landen als China, India en Brazilië groeit de economie enorm hard. Daar woont meer dan de helft van de wereldbevolking, met de ambitie het welvaartsniveau van de westerling te bereiken. Hoe moet je al die volken die langer leven en meer middelen hebben tevreden stellen zonder de planeet uit te putten? We moeten leren dat bevrediging niet per se gerelateerd is aan materiële consumptie, zonder dat dat een straf lijkt. We moeten het verlangen om kennis te verwerven stimuleren, het plezier in muziek, het leren van talen. De toekomst is aan de culturele consumptie. Tenslotte kan cultuur een bijdrage leveren aan de opbouw van het nieuwe Europa. Nu ontbreekt het gevoel bij een gemeenschappelijk Europa te horen. Dat creeër je met cultuur, met een gemeenschappelijke geschiedenis, met de erkenning van talen. Alle Europeanen moeten voelen dat Europa de plek is waar hun cultuur bloeit, zonder dat het ten koste gaat van hun cultuur en identiteit.
Alle Europeanen moet zich in de Europese cultuur herkennen, zegt u, maar Europa zal steeds meer bestaan uit immigranten.
Voor immigranten hebben we een soort contrat social nodig, een handvest met rechten en plichten, zowel voor degene die immigreert als voor degene die hem ontvangt. Wie komt heeft de plicht de taal volledig te leren, zich te familiariseren met de cultuur van het land, met de tradities en de levenswijze. De cultuur van het ontvangende land is geen witte bladzijde waarop iedereen kan schrijven wat hij wil. De nieuwkomer moet adopteren wat al bestaat en tegelijkertijd de vrijheid hebben iets aan die pagina toe te voegen. De eerste wens van een immigrant is geaccepteerd te worden en te integreren. Als hij zich verworpen voelt, gaat hij zijn verschil benadrukken en inzetten als een strijdmiddel. Die open deur is zeker van belang in Europa, dat van oorsprong geen immigratieland is zoals VS en Canada. De integratie van Europa loopt paralel met de integratie van immigranten. Idealiter zouden die zich beide in één beweging moeten voltrekken.
Ontwikkelt zich tegelijkertijd een Europese islam?
Ik vind dat Europese staten individuen moeten verwelkomen, geen gemeenschappen. Het is niet wijs om je op groepen te richten. Iemand die aankomt is geen eigendom van een bepaalde gemeenschap, het is een individu. Het immigratiehandvest geldt voor die persoon. Een nieuwkomer moet de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van geloof accepteren en hij moet zijn geloof kunnen belijden zonder gediscrimineerd te worden. Het is een grote vergissing om je tot moslims in het algemeen te richten en te zeggen: we gaan praten om te zien wat voor oplossing er voor u is. Iedereen die aankomt moet als een individuele burger worden beschouwd, met zijn eigen rechten en plichten. Punt uit.
Hoe staat u tegenover het dubbele paspoort?
Voor mij is het hebben van de dubbele nationaliteit een weerspiegeling van de realiteit. Ik heb een emotionele band met mijn geboorteland, Libanon, en ook met mijn adoptieland, Frankrijk. Het feit dat ik beide nationaliteiten heb geeft me sereniteit. De dubbele nationaliteit is een wezenlijk element om de integratie te beïnvloeden. Als je mensen dwingt te kiezen, schaf je de integratie in feite af, dan breng je de maatschappij in een situatie van eeuwige confrontatie. Ieder individu moet zich zijn verschillende vormen van afkomst kunnen toeëigenen. Als je hem dwingt te kiezen, roep je de ergste spanningen op.

Amin Maalouf: De ontregeling van de wereld. Vert. door Eef Gratama. De Geus. 251 blz. Prijs € 19,90

vrijdag 14 januari 2011

Marie NDiaye over Drie sterke vrouwen

Spreek met Marie NDiaye over het Corbusierhuis in Berlijn, waar ze me ontvangt, over de Teufelsberg waar ze op uitkijkt of over haar dochter die hier architectuurstudente is, en ze is vrolijk en welbespraakt. Breng het onderwerp van gesprek op haar werk en haar gezicht betrekt, haar flux de bouche droogt op in aarzelende formuleringen. Ze haat interviews. Vijftien jaar geleden al schreef ze me, vlak na de publicatie van haar vierde roman De tijd van het jaar: ,,Ik voel me niet op mijn gemak als mij vragen worden gesteld", en dat is vier romans, vele toneelstukken en een Goncourt verder, niet veranderd.

Ondanks haar terughoudendheid zorgden haar uitspraken na het verkrijgen van de Goncourt in 2009 voor een fikse polemiek. In het tijdschrift Les Inrockuptibles verklaarde NDiaye (1967) het Frankrijk van president Sarkozy 'monstrueuse' te vinden en een afkeer te hebben van de 'platte atmosfeer waarbij iedereen door de politie in de gaten wordt gehouden'. Mede daarom was de Frans-Senegalese schrijfster met haar gezin naar Berlijn verhuisd. Reden voor een parlementslid van de UMP (Sarkozy's partij) haar tot de orde te roepen met het argument dat een laureaat van Frankrijks meest prestigieuze literaire prijs 'reserve en distantie moet betrachten' en het imago van het land niet mag bekladden. De minister van cultuur, Frederic Mitterand, hield zich afzijdig, schrijvers steunden massaal de laureaat in haar vrijheid van meningsuiting.
,,Een belachelijke affaire", zegt NDiaye daar nu over, ,,maar in al zijn stompzinnigheid wel interessant, omdat het tekenend was voor de sfeer die er in Frankrijk heerst. De man gebruikte mij om zelf in de schijnwerpers te komen en vooral om de minister van cultuur in verlegenheid te brengen. Die vertegenwoordigt alles waar hij een enorme afkeer van heeft: hij is homo en links. Ik was gewoon een instrument van zijn eigen ambitie om carrière te maken. Zo gaat dat in de politiek. Toen de affaire echt losbarstte was ik alweer in Berlijn. Heerlijk rustig."
Drie-en-een-half jaar woont ze er nu, met haar man Jean-Yves Cendrey en haar drie kinderen. Daarvoor woonden ze in de Gironde, het Zuid-Westen van Frankrijk, nog eerder in Normandië, waar ze haar eerste romans schreef. Cendrey, ook schrijver, werd in Frankrijk bekend nadat hij een pedofilieschandaal naar buiten had gebracht. Generaties lang bleken kinderen het slachtoffer te zijn geweest van een pedofile schoolmeester. Iedereen wist het, iedereen sloot zijn ogen. Behalve Cendrey. Hij leverde hem af bij het politiebureau en diende een klacht in. In zijn roman Les jouets vivants vertelde hij het hele verhaal: de hypocrisie van de gemeenschap, de tegenwerking die hij kreeg van politie en justitie, de wijze waarop hij, als schrijver per definitie ongeloofwaardig, zwart werd gemaakt en van de verdediging opdracht kreeg zich psychiatrisch te laten onderzoeken. Hij had de naam en faam van het dorp bezoedeld, het schandaal was nationaal.
Was dit ook niet een element in uw besluit Frankrijk te verlaten?
Nee, in het Zuid-Westen van Frankrijk voelden we ons goed. De sfeer in het dorp waar we toen woonden was heel anders. We hadden gewoon behoefte aan verandering van milieu, de kinderen werden groter. We wilden hen ook laten zien hoe het is in een grote stad te wonen. In Frankrijk is er, door de decentralisatie, eigenlijk maar één echt grote stad, Parijs. Daarbuiten ben je altijd op het platteland. Hier in Duitsland zijn er veel echt grote steden, dat was een uitdaging.
Vindt u het in Duitsland prettiger?
Ik voel me hier veel beter. We leven hier als het ware in een taalkundige luchtbel. Het Duits is voor ons een vreemde taal. Een heleboel informatie dringt niet tot ons door, we begrijpen niet precies wat de mensen zeggen, we lezen geen Duitse krant. Ik realiseer me dat dat een beetje kunstmatig is. Onze manier van leven is niet echt veranderd. We zijn erg op onszelf, we zitten niet in de hotspots van Berlijn of in de undergroundscene. Eigenlijk leven we hier net als in een Frans dorp.
Juist dat Franse dorp is tot nu toe vaak de achtergrond geweest van haar romans. Dorpsbewoners schildert NDiaye vaak als dom, onverschillig en racistisch, niet gehinderd door kennis of innerlijke beschaving. Uitsluiting en discriminatie, buitenstaanderschap en 'anders zijn' in een kleine gemeenschap zijn belangrijke thema's in haar oeuvre. Vaak gaat het om vrouwen die door de familie worden buitengesloten, door het dorp worden geminacht en teruggeworpen raken op zichzelf.
Marie NDiaye is, samen met haar oudere broer, opgevoed door haar Franse moeder. Haar vader, afkomstig uit Senegal, verliet het gezin toen zij een jaar oud was. In haar fictieve zelfportret Autoportrait en vert (2005) geeft ze het woord aan een vrouwelijke ik-persoon die bevriend is met vrouwen die niet zijn wie ze lijken. De een blijkt ze bij nader inzien helemaal niet te kennen, de ander eindigt in pure vervreemding en misère. Ook vertelt de ik-persoon over haar vader, 'een man die veel kinderen kreeg van wie ik er niet een kende' en voor wie literatuur 'een zwakte' is; over de nieuwe vrouw van haar vader, 'vroeger mijn beste vriendin'; en over haar moeder, 'een vrouw in het groen, onaanraakbaar, teleurstellend, koud en een oneindige metamorfose'.
Het boek bevat foto's van vrouwen, portretten van moeders en dochters. Wie zijn het?
Geen idee. Het zijn foto's die ik in een afvalbak heb gevonden. Ze zijn oud, negentiende eeuws. Het was mijn manier om een familie te construeren. Ik ben gefascineerd door het type vrouw dat niet van haar kind houdt, dat vind ik verbazingwekkend. Ik vind het heel natuurlijk een liefhebbende moeder te zijn. Mijn eigen moeder was trouwens ook heel liefdevol.
In de met de Goncourt bekroonde roman Drie sterke vrouwen (Trois femmes puissantes) is het niet anders. In drie onderling gelieerde verhalen worden drie jonge vrouwen het slachtoffer van leugens, bedrog, vernedering en geweld. De eerste is een advocate in Parijs die door haar vader naar Dakar wordt geroepen en ontdekt dat deze man, die zijn kinderen terroriseerde, het leven van haar broer heeft verwoest. De tweede vrouw is met haar man van Dakar naar Frankrijk verhuisd zonder dat ze weet heeft van zijn geschonden verleden en hun tot mislukken gedoemde huwelijk. De derde Senegalese vrouw wordt na de dood van haar man verstoten door diens familie, waarna ze van de ene in de andere verschrikking belandt.  
Wat deze vrouwen ook zijn, 'puissantes' in ieder geval niet.
Nee, ze zijn niet 'sterk' op sociaal of professioneel gebied, zelfs al is de eerste advocaat. De kracht schuilt in hun persoonlijkheid. Ze twijfelen nooit wezenlijk aan zichzelf. Er is een uitdrukking waarvan ik niet houd, maar die wel op hen van toepassing is: ze hebben innerlijke kracht.
Waarom dan toch deze titel?
Als ik een titel kies, is dat niet vanwege de betekenis. Ik vraag me niet af of hij wel past in de context. Een titel is een associatie van klanken, een verleiding. Ik had ook een ander bijvoeglijk naamwoord kunnen kiezen, ik had met de titel geen boodschap. Het gaat ook om de grafische kant, hoe het er gedrukt uitziet. Ik houd ook van een getal in de titel.
NDiayes taal is onnavolgbaar, ritmisch en klankrijk, haar zinnen melodieus, lang en doorwrocht. Haar stijl is dermate mooi dat je als lezer wordt verleid om de gruwelijkste dingen zonder moeite te accepteren. Ze excelleert erin wreedheid, geweld, uitsluiting, prostitutie of diefstal dusdanig melodieus te verwoorden, dat je het boek niet dichtslaat. Een krachttoer voor de vertaalster, Jeanne Holierhoek, die zich uitmuntend van haar taak heeft gekweten. NDiaye: ,,Nee, ik geloof niet dat je harde, wrede zaken op een harde abrupte wijze moet vertellen...althans..".
NDiaye weet ook hoe ze met haar lezer moet spelen. Ze houdt hem aan een touwtje, laat het vieren, trekt het weer aan. Ze geeft hem een realistisch verhaal, totdat ze ineens de regels van de logica vervangt door die van het absurde. Dan valt iedere mogelijkheid tot identificatie weg. NDiaye: ,,Ik beschrijf soms excessieve, hyperbolische situaties met het idee dat daar een waarheid of op zijn minst een betekenis uit voortkomt. Dat is soms helderder dan wanneer ik in normale, plausibele toestanden zou beschrijven".
In Drie sterke vrouwen is dat bijvoorbeeld de vader uit het eerste verhaal, die af en toe neervliegt 'van een dikke tak van de flamboyant die het huis in een gele schemering hult'. NDiaye: ,,Het zijn onmogelijke elementen, maar toch wil ik de lezer niet verliezen, ik wil dat hij blijft geloven in het verhaal. Iedere schrijver heeft beelden die hem obsederen. Bij mij zijn het vogels en honden. Ik stop ze niet in een verhaal omdat ze symbool staan voor iets, het gebeurt gewoon."


Marie NDiaye: Drie sterke vrouwen. Vertaald door Jeanne Holierhoek. 285 blz. Prijs € 19,90

donderdag 6 januari 2011

Paramaribo brasa!


,,Ach schat", zegt Cynthia McLeod als ik haar bel, ,,ik ben net uit het ziekenhuis, de stadswandeling gaat dit jaar niet door". Jammer, de wandelingen die Suriname's beroemdste schrijfster geeft in het centrum van Paramaribo zijn vermaard. Je leert in één klap alles over de geschiedenis van het land en de hoofdstad, huizen en gebouwen die normaliter gesloten zijn, openen dan hun deuren.


Dan maar zelf op pad met Paramaribo brasa! in de hand, een literaire reisgids van Ko van Geemert, net verschenen bij uitgeverij Bas Lubberhuizen. Het boek bevat een 'paramariboroute' aan de hand waarvan de hele stad wordt doorkruist. Nou ja, stad - Paramaribo lijkt bij nader inzien meer op een ongelofelijk uitgestrekt dorp. Hoger dan twee etages wordt er nergens gebouwd, niet in het centrum waar de witte, grotendeels houten ministeries zich bevinden (een afgebladderde gevel, een scheef weggezakt bord, een half open deur, een slapende man), en ook niet in de verderweg gelegen woonwijken. Niets dan witte, gele of anderszins pastelkleurige huizen, vrijstaand en vooral, opvallend genoeg, voorzien van hoge hekken en prikkeldraad. Na donker niet meer rondfietsen, adviseert men ons overal. Veel te gevaarlijk.
Ons hotel, Torarica, is toevallig het beginpunt van Van Geemerts route. Wij worden er uitgefoeterd door een taxichauffeur als we om een te kort ritje vragen, maar het hotel blijkt een rijke politieke en culturele geschiedenis te hebben. Menig hotshot heeft er aan het zwembad zitten vergaderen. Zelden zie je zoveel verschillende huidskleuren in één zwembad, de blanken duidelijk in de minderheid. Journalist Oltmans blijkt er in de lobby iemand te hebben uitgescholden, Wijdenbosch zat er in de bar en Leon de Winter beschreef het hotel in zijn roman Zionoco, schrijft Van Geemert. Lisette Lewin bewonderde er 'kolossale donkerbruine billen' en ook in thrillers blijkt Torarica een geliefd decor te zijn. Kunstenaars spreken er af voordat ze zich aan het befaamde Parbobier zetten in het even beroemde café 't Vat, dat schuine tegenover het hotel ligt. 



Café is een groot woord voor de gammele terrasstoeltjes onder een rieten afdakje. Het blijkt, naast café/galerie/fietsenverhuur Zus & Zo, dé plek te zijn waar toeristen, Nederlandse stagiaires en Surinamers die zich voorbereiden op het knallende oudjaarsfeest elkaar treffen, een grote fles 'djogo', Parbo-bier, op tafel. Stagiaires blijken er bij bosjes rond te lopen in Paramaribo, veel medische opleidingen laten hun studenten een paar maanden in het St. Vincentius werken. 'Stagiaire' is in Suriname een begrip, een ras apart.
Het is een genot om aan de hand van Van Geemert Paramaribo te ontdekken. Voortdurend citeert hij Surinaamse en andere schrijvers, duikt in de geschiedenis zonder daarbij al te lang uit te wijden, en verschaft je precies die informatie die je wilt weten. Hij volgt sporen van de grote Surinaamse auteurs, R. Dobru, Edgar Cairo, signaleert werk van beeldend kunstenaars (Marcel Pinas), buitenlandse wetenschappers (Maria Sibylla Merian), refereert aan een boek van Anil Ramdas, bespreekt Albert Helman en Hugo Pos. Aan de oever van de Surinamerivier verwijst hij naar Sonny Boy van Annejet van der Zijl, blijkt Eva Gerlach daar een boottocht te zijn begonnen even later maken we kennis met Clark Accord en Karin Amatmoekrim. Bij de Waterkant citeert hij Ischa Meijer, die opgroeide in Paramaribo, en even later memoreert hij hoe de jonge Cees Nooteboom vanuit Amsterdam aanmonsterde op een schip van de Surinaamse Scheepvaart Maatschappij om in Paramaribo Albert Helman, de vader van Fanny Lichtveld, te vragen of hij met zijn dochter mocht trouwen.
Lezenswaardig is ook het hoofdstuk waarin Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de UvA, het letterenlandschap bespreekt. In Suriname 'zijn de verhalen met een schuimspaan uit het parwagras te scheppen', schrijft hij. Die goed opschrijven is de kunst. De afgelopen jaren ziet hij een 'opleving van de literaire productie aan beide zijden van de oceaan'. Vooral vrouwelijke auteurs hebben in Nederland onderdak bij een uitgeverij gevonden. In de bekendste boekhandel van Paramaribo, Vaco in de Domineestraat, is er maar één literaire auteur die er een aparte tafel heeft, Cynthia McLeod. Haar bestseller Hoe duur was de suiker? ligt er in menige vertaling.



Ko van Geemert: Paramaribo brasa! Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 228 blz. Prijs € 22,50