woensdag 22 december 2010

Stéphane Audeguy en de anderen

Stel dat de doden onzichtbaar om ons heen zweefden, dat ze over onze schouder meekeken, ons onhoorbaar becommentarieerden, ons tegenspraken en ons voortdurend een lesje geschiedenis zouden geven. Dat zijn tachtig miljard doden, waarbij 'de zeven miljard van degenen die men de levenden noemt weinig voorstellen', schrijft Stéphane Audeguy in zijn recent vertaalde roman Wij, de anderen.


Naar hen verwijst de titel; de anderen, dat zijn geesten van mensen die lang geleden het tijdelijke voor het eeuwige verruilden, de doden die het landschap door en door kennen, degenen die weten hoe Kenya het land geworden is dat het tegenwoordig is. Ze weten van wie de Kenyanen afstammen, bij welke conferentie het koloniale Engeland besloot Duitsland af te troeven en dwars door het hele land een spoorlijn aan te leggen. Zo kunnen de Engelsen Afrika beter exploiteren 'en dat is niet zo makkelijk, kennelijk'. De geesten hebben de mannen, van overal ter wereld gerekruteerd om de spoorlijn aan te leggen, zien sterven. Leeuwen deden hun voordeel met de extra vleesvoorraad onder handbereik. Ook vertellen de doden ons, als een Grieks koor, dat de luipaarden tegenwoordig meesmuilend naar de toeristen kijken die hen fotograferen, maar ze hebben het liever zo dan doelwit te zijn van jagers die het honderd jaar geleden op hen hadden voorzien. De geesten bekritiseren ook een paleontoloog die een lezing komt geven en laten zien dat hij onzin uitkraamt, 'hij praat over zijn verre voorouders alsof het zijn buren waren op de camping'.


Zo zijn 'de anderen' het klankbord in deze roman, ze geven, soms mopperend en spottend, feitelijke achtergrondinformatie en verdieping. Ze vertolken de rede in een wereld die, ook in deze roman, aardig chaotisch is. Eerder verdiepte Audeguy zich in een ander, even rumoerig tijdperk door imaginaire memoires te schrijven van de broer van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau, Mijn broer, de enige zoon, een knappe verzonnen biografie waarin hij en passant een hele eeuw de revue laat passeren. Die achttiende eeuwse queeste naar een broer krijgt in deze roman een pendant in de eenentwintigste eeuw. Wat begint als een zoektocht naar een vader, loopt uit op de ontdekking van een broer. Hoofdpersoon is de 33-jarige fotograaf Pierre, die bij het doodsbericht van ene Michel Figuier even heel goed moet nadenken wie dat kan zijn. Hij heeft zijn vader nauwelijks gekend. Toch stapt hij in het vliegtuig naar Kenya, om zijn vader te begraven en te ontdekken wat voor leven hij leidde. Hij maakt kennis met de vrouwen van wie zijn vader hield, ontmoet zijn buren, woont in zijn huis in de armste wijk van Nairobi en begint - als in een ware initiatie - te begrijpen wat voor man zijn vader was. Een idealist die de kapitalistische, individualistische en geglobaliseerde wereld de rug toekeerde en oude tradities in zijn eigen leven wilde inpassen, een man die hartstochtelijk hield van Afrika en alles in het werk zette om het land niet door westerlingen of Chinezen te laten verwoesten. Een strijder tegen het neo-kolonialisme en in het dagelijks leven een sobere man op zoek naar de wezenlijke waarden in het bestaan.  Een man ook, die, toen hij zijn einde voelde naderen, de inheemse riten aanhield en naakt in de weiden ging liggen, als prooi voor roofdieren.
Zoals in zijn eerdere werk combineert Audeguy ook in deze roman avontuur en geschiedenis, zoektocht en engagement. Wat je bijblijft is vooral de toon van deze schrijver, eerlijk, robuust en authentiek.
Stéphane Audeguy: Wij, de anderen. Vertaald door Tatjana Daan. Cossee. 239 blz. Prijs € 19,90



zaterdag 18 december 2010

Sofiane Hadjadj: ,,Het kookt in de Algerijnse literatuur"

Stomverbaasd was de Algerijnse uitgever Sofiane Hadjadj toen hij gebeld werd met het bericht dat zijn uitgeverij de grote Prins Claus Prijs 2010 was toegekend. Niet zozeer vanwege het feit dat hij en zijn vrouw de prijs kregen of vanwege het grote geldbedrag dat eraan verbonden is, maar omdat de toekenning uit Nederland kwam. ,,Europa is de laatste jaren meer naar binnen gekeerd, Nederland is daarop geen uitzondering en een open blik op de wereld heeft momenteel duidelijk geen prioriteit", zegt de laureaat in een besneeuwd Parijs, op een tussenlanding van Algiers naar Tanger. ,,Waar staat dat fonds politiek gezien?", vraagt hij meteen, ,,er heeft toch onlangs een politieke aardverschuiving plaatsgevonden in Nederland? Staat deze stichting bij veel Nederlanders niet in een kwaad daglicht? Algerije is wel heel ver van jullie bed."

Een paar dagen geleden vierden Sofiane Hadjadj (1970) en zijn vrouw Selma Hellal (1973) in Algiers de tiende verjaardag van hun uitgeverij Barzakh. Ze publiceerden ter gelegenheid daarvan Alger, quand la ville dort..., een mooie uitgave van korte verhalen en foto's van acht jonge Franstalige Algerijnen.  Hun fonds bestaat inmiddels uit 120 romans, biografiën en essays. Dat mag een wonder heten in een land dat aan het begin van de een-en-twintigste eeuw uit een gewelddadige burgeroorlog kwam, een land waarin duizenden intellectuelen door terroristen werden vermoord dan wel zelf het land ontvluchtten, een land vol geweld, angst en repressie, cultureel een ruïne.
Desondanks begonnen Hadjadj en zijn vrouw in 2000 een uitgeverij van literatuur die zich richtte op het intieme, op de persoonlijke ervaringen van het individu. Hadjadj: ,,Het was een reactie op de jaren negentig, de tijd van terrorisme en geweld. In die oorlog bestonden we alleen in relatie tot de geschiedenis. Wij wilden laten zien dat de geschiedenis van mensen ook die van hun innerlijk is, zeker in een land waarin het individu altijd recht tegenover de gemeenschap staat. Algerije draait om de familie, de stam, het dorp, terwijl het individu maar nauwelijks ruimte krijgt. We wilden auteurs uitgeven die de individualiteit onderstreepten."
Een moedig uitgangspunt in een repressieve, autoritaire maatschappij waar militairen en islamisten het voor het zeggen hebben. ,,Mensen kunnen zich niet uiten, alles is enorm ingewikkeld.  Je wordt altijd gegijzeld door twee typen discours, de een politiek en unilateraal, de ander religieus. Literatuur is in staat daar tussenin te staan, literatuur wordt niet gedwongen positie te kiezen, zij kan complexiteit weergeven. Literatuur, of het nu thrillers of romans zijn, kan de wereld van jongeren, van vrouwen laten zien, de sociale malaise, drugs, seksualiteit, alles wat in het dagelijkse politieke en religieuze discours geen plaats krijgt".
Studenten van de Universiteit van Amsterdam waren geschokt toen de Algerijnse auteur Boualem Sansal een paar weken geleden vertelde dat een jongen die tijdens de ramadan een sigaret had gerookt in de gevangenis was beland. Hadjadj: ,,Algerije is een heel conservatieve maatschappij, politiek gezien is er de wil zich open te stellen, maar tegelijkertijd is de staat autoritair, te vergelijken met een land als Rusland. De staat wil alle controle behouden en zoekt daarom een bondgenoot in de islamisten, in de religie. De seksuele malaise van de jongeren is enorm. Ze hebben geen plekken om elkaar te ontmoeten, alles wat de liefde aangaat is uitermate moeizaam".
Is in uw land de keuze om een roman te publiceren niet altijd een politieke keuze?
Jazeker, maar door middel van literatuur kun je aangeven dat de maatschappij waarin we leven ambigu en complex is. In literatuur word je niet gedwongen positie te kiezen. In het dagelijks leven kun je niet genuanceerd zijn, in literatuur wel. Ik geef bijvoorbeeld werk van een journalist van een grote krant uit. In zijn romans zegt hij heel iets anders dan in zijn artikelen. Zijn romanpersonages zijn bijvoorbeeld mensen die in het dagelijks leven extremisten zouden zijn of in de gevangenis zouden belanden.
Wordt uw beslissing om iemand al dan niet uit te geven beïnvloed door zijn politieke overtuiging? Iemand als Rachid Boudjera bijvoorbeeld, die ooit door het regime werd opgejaagd, heeft een opmerkelijk politiek traject.
Boudjera was een van de allereerste auteurs die we uitgaven, ik heb hem toegesproken bij ons tienjarig bestaan. Hij blijft bij ons ook al kan hij elders grotere voorschotten krijgen. Politiek gezien ben ik het niet altijd met hem eens. Soms staat hij aan de kant van het regime, soms niet, hij is heel gecompliceerd. Maar je kunt van een schrijver houden en zijn politiek engagement verafschuwen. Nee, een radicale islamist zou ik niet uitgeven. Anderzijds, als ik morgen een slecht manuscript krijg van een hyperdemocraat wijs ik het ook af.
Uitgever zijn in een land van 35 miljoen Algerijnen met 30 boekhandels is wat je noemt een uitdaging. Barzakh is de enige echt literaire uitgeverij in Algerije. De andere, zoals de veel grotere uitgeverij Chihab, draaien vooral op de verkoop van schoolboeken. Tweederde van Barzakhs uitgaven is in het Frans, eenderde in het Arabisch. Tachtig procent van de uitgaven verkoopt goed. Van in het Frans schrijvende Algerijnen, zoals Maïssa Bey, verschijnt de Arabische vertaling bij Barzakh. De uitgeverij heeft partnerschappen in Frankrijk (Actes Sud), maar ook met collega's in Tunesië, Libanon en Egypte.
Paradoxaal genoeg lezen de meeste Algerijnen Arabisch, sinds het de taal van het onderwijs werd. Hadjadj: ,,De jongeren zijn veel meer gericht op non-fictie, het universitaire en het religieuze boek. Het zijn de Franstaligen, die hebben leren lezen in de jaren 60 en 70, toen het nog vrede was, die literatuur lezen. Daarom zoeken we zelf de jongeren op. Onze auteurs gaan naar universiteiten, naar cybercafés, naar boekenbeurzen. Daar zien we dat jongeren snakken naar literatuur."
Bloeit de Algerijnse literatuur van nu?
Het kookt in de Algerijnse literatuur. Je kunt echt spreken van een razernij, een woedende drang tot spreken en schrijven. Mensen waren jaren opgesloten, mochten 's avonds de straat niet op, terroristen vermoordden iedereen. Dit is de reactie daarop. Vrouwen beginnen te schrijven, jongeren beginnen te schrijven, de oorlog was de motor van creativiteit die zich nu in alle heftigheid uit, ook in de stijl. Kijk naar Boualem Sansal, Anouar Benmalek, Maïssa Bey, Malika Mokeddem of Yasmina Khadra, en dat zijn dan alleen de bekendsten, die ook vertaald worden.
Momenteel kiest de Algerijnse lezer vooral voor historisch werk waarin de recente geschiedenis wordt belicht. Hadjadj twijfelt er niet aan of het thema van het terrorisme zal over een paar jaar in de literatuur opduiken, net als dat van seksualiteit.
Belangstelling voor de Algerijnse literatuur elders is er nauwelijks. Dat is het lot van de Arabische en Afrikaanse literatuur. ,,11 september heeft voor een kleine opleving gezorgd, maar daar is nu niets meer van over. Er zijn dertig Arabische landen, ieder met hun eigen geschiedenis, met hun eigen islam en niemand die er enige belangstelling voor aan de dag legt. Wat er vertaald wordt is verwaarloosbaar." Over Europa maakt Hadjadj zich zorgen. ,,Dat terugvallen op de eigen identiteit is een teken van malaise. Als je je voortdurend afvraagt wie je bent, betekent dat dat er een probleem is. Ik heb in Frankrijk gestudeerd, toen had ik geen visum nodig. Nu is het zelfs heel moeilijk er een te krijgen. Het grappige is dat Westerse landen ons, Arabische, Afrikaanse landen, zo lang hebben aangespoord ons 'benepen nationalisme', ons 'religieuze nationalisme' overboord te zetten en ons open te stellen voor de wereld. En kijk nu eens naar Europa, naar landen als Zwitserland en Frankrijk. Voilà.

zaterdag 11 december 2010

Witte nachten tussen kerst en nieuwjaar

Was André Aciman een schilder geweest, dan een pointillist. U weet wel, een eind negentiende-eeuwse schilder zoals George Seurat of Camille Pisarro, die doeken vult met minuscule stippen, nauwgezet en vlak naast elkaar aangebracht. Ze zijn vaak geschilderd in lichte, felle kleuren die het waarnemend menselijk oog door elkaar laat lopen. Ze hebben een zoetige, onschuldige glans, stralen naïviteit en verstilling uit en verbeelden een universum dat verfijnd, analytisch maar o zo artificieel en wereldvreem overkomt.

Zo is ook de wereld die de Amerikaanse schrijver en literatuurwetenschapper André Aciman oproept in zijn roman Witte nachten. Een man en een vrouw ontmoeten elkaar op een feestje voor de superrijken, in een appartement op Manhattan. Het is kerstavond, de vonk slaat over, het verleidingsspel van aantrekken en afstoten begint. De man is onzeker, wijfelend, iemand van het enerzijds en anderzijds, de vrouw is grillig, scherp van de tongriem gesneden, erop uit anderen te intrigeren en ze vervolgens belachelijk te maken, een onsympathiek type. Het pijnlijke spel tussen die twee vat Aciman in zeven nachten, in 377 bladzijden. Zijn nachten verwijzen naar een liefdesverhaal van Dostoïevski over de onvervulde liefde tussen twee jongen mensen in St. Petersburg, de stad waarmee Acimans hoofdpersonen hun besneeuwde New York  vergelijken. 'We praatten over de man uit de novelle van Dostojevski die een vrouw ontmoet op een rivierkade en gedurende vier witte nachten waanzinnig verliefd op haar is'.
Wat er gezegd wordt en hoe, onder welke hoek het licht invalt, houdingen, gebaren, blikken, toonhoogten - we lezen het allemaal vanuit het gezichtspunt van de man. Hij analyseert wat de vrouw zegt, hoe ze het zegt, geeft er betekenis aan, twijfelt, geeft er een andere duiding aan, adoreert, beredeneert, fantaseert. 'We praatten over de langste nacht van het jaar, en de kortste, en het verschijnsel dat heel veel dingen, zelfs als ze binnenstebuiten worden gekeerd en opnieuw in elkaar worden gevlochten als een band van Möbius, uiteindelijk hetzelfde blijken te zijn'. Dat is wat hij wil: zich in haar herkennen, haar wederhelft zijn, hetzelfde zijn als zij, versmelten met haar. Alle details worden heel precies geobserveerd en even nauwkeurig in woorden gevangen, de eerste ontmoeting wordt gevat in niet minder dan 100 bladzijden. 'Jij bent net zoals ik. Overal gebutst. Net als deze borden. Joodse borden. Ze grijnsde'.
Over het hele boek hangt de schaduw van Marcel Proust, in de vorm (lange zinnen, metaforen, monologue intérieur), maar ook in de sensibiliteit (onderdrukt verlangen, suggestie, stil lijden, interpretatie van gebaren, blikken). De in Alexandrië geboren Aciman is een kenner van Franse zeventiende eeuwse literatuur, promoveerde op Madame de Lafayette en publiceerde een interviewboek over Op zoek naar de verloren tijd. In New York doceert hij psychologische romananalyse en ook dat past in het plaatje, net als zijn voorkeur voor films van Eric Röhmer, van wie zijn personages er iedere dag een gaan zien.
De fascinatie van zijn mannelijke hoofdpersoon voor de vrouw, Clara, krijgt in de loop van de roman obsessieve trekken. Hij denkt aan niets en niemand anders meer. Ze ontwikkelen samen een eigen taaltje, dat voortkomt uit woordspelletjes, plagerige dialogen en gemeenschappelijke associaties. Hij leeft meer en meer in die fictieve taalkundige wereld, waarin woorden als Printz, Phildonka, amfibalent, anderlingen, signor Pimello, télyfön en Visjnoekrisjnoe-Vindaloe betekenissen hebben die alleen door hen beiden (en door de lezer) begrepen kunnen worden.
In zijn hoofd verwoordt de verteller dialogen die ofwel hebben plaatsgevonden en in zijn herinnering opnieuw worden beleefd, ofwel gesprekken die hij zich voorstelt, maar niet in werkelijkheid hebben plaatsgevonden. Vervolgens stelt hij zich voor wat zij zou hebben gezegd, of niet, en verbindt daar allerlei verwachtingen of juist desillusies aan. Wat als, hoe moet, als zij, ik zou, ik wilde - in deze voorwaardelijke tijd spelen zijn gedachten zich voornamelijk af. Acimans portret van een wanhopig verliefd persoon en de manier waarop hij de tijd beleeft is technisch, analytisch, taalkundig helemaal perfect.
Maar wat doet het de lezer? Gaat die mee in al die twijfel en overpeinzingen over 'het leven dat er bijna is, het leven waar we de hele tijd naar staren en waarvan we zijn gaan geloven dat het alleen maar bedoeld is om te worden bekeken, niet om te worden geleefd, het leven dat nooit werkelijkheid wordt omdat het, zonder dat wij dat weten, het land der levenden is dat vanaf de oever der doden wordt bekeken? ' Wil de lezer al die verfijnde associaties volgen als het gaat om 'het op rood en dan weer op groen springen',  de 'angst voor de begeerte', de Sarabande van Händel of de prelude van Bach-Siloti? Als lezer hebben we moeite ons voor te stellen dat het hier gaat om de gedachten en angsten van een 28-jarige. Terwijl we bijvoorbeeld meegaan in de chirurgische psychologische precisie van een verwant auteur, de Deen Jens Christian Grøndahl, accepteren we de psychologie op de milimeter van Aciman niet. We zetten vraagtekens, struikelen over personages waarmee we maar geen band krijgen, het kunstmatige karakter van de roman dringt zich steeds meer op.
We komen tenslotte nauwelijks iets te weten van de hoofdpersonen, van hun werk, hun vrienden of familie. Ze leven in zorgeloze luxe, in een minuscuul universum dat de realiteit, de harde rest van de wereld heeft buitengesloten, op een helverlicht, kleurig eiland waarin alleen zijzelf tellen. Het is een roman, kortom, als een Pisarro of een Seurat, losgezongen van de werkelijkheid, heel precies geschetst in pasteltinten die wel verleidelijk lijken, maar ons uiteindelijk niet werkelijk raken.

André Aciman: Witte nachten. Vertaald door Wim Scherpenisse en Jan de Nijs. Anthos. 377 blz, prijs € 19,95

zaterdag 27 november 2010

Edem Awumey: ,,Vuile voeten is een afrekening"

Willy fotografeert voeten van voorbijgangers, voeten die maar niet kunnen ophouden met lopen, voeten die een verhaal vormen, voeten die niet willen wortelen. Willy loopt van Alabama naar New York, hij slaapt buiten, in een doodlopende steeg, in een blauw-rode slaapzak. Hij hoest zich de dood in.
Willy is maar een van de bijfiguren in Vuile voeten, de tweede roman van Edem Awumey (1975). 

Hij werd geboren in Togo, studeerde literatuur aan de universiteit van Lomé, kreeg een beurs van de UNESCO, studeerde in Frankrijk verder en promoveerde op een onderzoek naar ballingschap in literatuur. In Parijs vond hij via via een chambre de bonne in de populaire week Quartier Latin. De verkoper van de marron chauds vertelde hem verhalen uit zijn leven. Uiteindelijk vestigde Awumey zich in Gatineau, niet ver van Montréal, de stad waar een jonge kosmopolitische schrijversgeneratie een nieuw internationaal publiek verovert. Zo kreeg de van oorsprong Vietnamese Kim Thúy er onlangs de Prix de Gouverneur Général du Canada voor haar roman Ru; Dany Laferrière, geboren op Haïti wonend in Montréal, oogstte vorig jaar de Franse prix Medicis voor L'énigme du retour, en de debuutroman van Edem Awumey, Port Mélo, kreeg in 2006  al de Grand Prix littéraire de l'Afrique noire.
Awumeys hoofdpersoon Askia, taxichauffeur in Parijs, is een van velen die de Sahel hebben verlaten. In flash-backs lezen we over de tocht die hij met zijn ouders en een ezel ondernam om de droogte te ontvluchten, een bijna bijbelse 'exodus die het gevolg was van de inval van sprinkhanen die alles op hun weg vernietigden'. Zoals het meisje in het derde verhaal van Marie NDiaye's Drie sterke vrouwen, zoals Charly in de recente roman van Samuel Benchetrit, zoals de personages in Weggaan van Tahar Ben Jelloun, zo behoort ook Askia tot degenen die smachtten op de kade van Tanger met een blik gericht op Europa, het paradijselijke werelddeel waar naar verluid het geld op straat ligt.


,,Vuile voeten is in zekere zin een règlement de compte", vertelt Awumey op het festival Crossing, ,,steeds als ik een stad verlaat, schrijf ik er een boek over. Dit boek heb ik in Québec geschreven. De verkoper van de gegrilde tamme kastanjes was een figuur die de ballingschap voor mij verpersoonlijkte. Boeken worden geboren uit dat soort ontmoetingen.  Jee ziet mensen, gezichten die je niet wilt vergeten en om ze niet te vergeten schrijf je hun getuigenis op. Mijn hoofdpersoon Askia is vooral op de vlucht voor iets. Hij wil afstand creeëren tot zijn verleden. Er zitten veel spoken in zijn kast, hij was een huurmoordenaar, maar wil ermee kappen. Dat is niet zo eenvoudig. Voor mij was het niet zozeer van belang dat hij zijn vader vond. Het ging mij om zijn parcours, om zijn ontmoetingen in het hart van dat enorme Parijs."
Toch overstijgt Awumey de vluchtelingenproblematiek die vaker een thema is in hedendaagse Franstalige literatuur. Hij schreef zijn boek in de geest van Blaise Pascal die meende dat de ellende van de mens voortkomt uit het feit dat deze niet in staat is rustig in een kamer te blijven zitten. Awumey beschouwt de mens in beweging, de migrant onderweg, niet per se als een verstotene, maar als iemand die door bruggen achter zich te verbranden, nieuwe mogelijkheden schept. Zijn op drift geraakte personages, 'pelgrims, voortvluchtigen, nieuwsgierigen, ontevredenen en al die zielen gedoemd om rond te draaien in de richting van het oneindige', bekijkt hij ook met brede historische blik als onderdeel van een eeuwige cyclus van migratie en ballingschap.
Een jaar of 5 geleden was Awumey in Afrika. ,,Ik trok door de Sahel, met de bus, ik heb veel migranten ontmoet die vanuit Mali, Niger naar Tanger onderweg waren. Ze hoopten het geluk te vinden. Ik ging er ook naartoe, om Tahar Ben Jelloun op te zoeken. Er kwam een man naar me toe. Hij zei dat hij zag dat ik naar de overkant wilde, het kostte 3000 euro. Voor de grap heb ik met hem onderhandeld. Hij bood me werk aan, dan kun je mooie schoenen kopen, zei hij tegen me. In Vieze voeten wilde ik vooral het verhaal van een grote eenzaamheid vertellen, laten zien hoe eenzaam je je kunt voelen."
Knap in Awumeys roman zijn de vele stijlregisters die hij bespeelt. Begint de roman realistisch met de ontmoeting van Askia met een fotografe die zegt dat ze zijn vader, Sidi Ben Sylla Mohamed, met een witte tulband, heeft gefotografeerd, naarmate de roman vordert raak je als lezer steeds meer gedesoriënteerd. Heden en verleden gaan meer door elkaar lopen, herinnering en fantasie zijn lastig te ontwarren, verhalen van de een worden verknoopt met die van een ander. De Bulgaarse fotografe schrijft dat ze vertrekt, ze 'krijgt het weer te pakken', ze behoorde in Sofia al tot 'zigeuners, vreemdelingen met vies zwart haar, die hun lot verkocht hadden aan de goden van de karavaan'. Petite-Guinée, eigenaar van een Parijse kroeg, leeft temidden van kinderfoto's, herinneringen aan zijn tijd in Biafra en Angola. Maar wordt zijn lot nu echt beslecht door een stel skinheads die zijn café kort en klein slaan of is het een hallucinatie? Is de witte tulband die Askia overal ziet opdagen die van zijn vader? Of is het een Egun, een geest, verscholen 'onder zijn kleed, het masker van zijn asiel', zoals ze in zijn geboorteland komen dansen, in het heilige bos, op de dorpspleinen van de gehuchten rond het Togomeer?
Edem Awmey: Vuile voeten. Vertaald door Han Meyer. Querido. 151 blz Prijs € 17,95



donderdag 18 november 2010

Bernhard Schlink over Zomerleugens

Fietsen in de duinen, de Hollandse luchten bewonderen. Daarvan geniet Bernhard Schlink het meest sinds hij een paar maanden geleden op uitnodiging van het NIAS naar Wassenaar kwam. Hij schrijft er aan een technisch, rechtsfilosofisch essay voor een Amerikaans vakblad. Zijn laatste, zei hij gisteren in het Goethe Institut, hierna gaat hij nog louter fictie schrijven, eindelijk kan het, zijn hele oeuvre schreef hij tussen zijn professionele werk door, in de weekenden, op vakantie, in de trein.

Schlink werd als wetenschapper door het NIAS uitgenodigd, hij is emeritus hoogleraar openbaar recht en rechtsfilosofie, woont in Berlijn en New York waar hij tot voor kort doceerde. Op verzoek van Radio Nederland Wereldomroep en de gemeente Den Haag werd hij de tweede Vredesfilosoof van de stad. ,,Vraag me niet wat dat is, ik heb geen idee", lacht Schlink, ,,ik spreek een paar keer op de radio over filosofen, doe mee met een paar evenementen, dat is het. En als domineeszoon kwijt ik mij zo consciëntieus mogelijk van mijn taak". Zijn rijzige, serieuze gestalte onderstreept zijn woorden, maar zijn ogen stralen iets kwajongensachtigs uit, je ziet dat hij veel liever door de duinen fietst. En dat hij dat essay graag aan de wilgen zou hangen om een nieuw verhaal te gaan schrijven.
Als jong professor ervoer Schlink dat er iets schortte aan zijn volle professionele leven, dat hij een element miste. Hij ging schrijven. Spelen met verhalen, met verbeelding - het gaf hem de gelegenheid meer dan één leven te leven. Of zoals Kurt Tucholsky zei, het ongeleefde leven te leven. ,,Natuurlijk kom je altijd jezelf tegen in de verhalen die je schrijft". Zijn eerste boeken waren thrillers, ver van zijn professionele leven als rechtsgeleerde op het gebied van de grondwet. ,,Ik wilde niet, zoals zovelen die hun eerste boek schrijven, mezelf als onderwerp nemen. Ik wilde iets objectiefs. Net als in de wetenschap ontwikkel je in een thriller een probleem en dan los je het op." Toen hij begon thrillers te schrijven, hield hij ermee op ze te lezen. ,,Het proces dat je doorgaat is hetzelfde. Toen ik romans ging schrijven, verdwenen thrillers helemaal van mijn radarscherm. Hoewel ik de laatste tijd toch weer met Selb (zijn thrillerhoofdpersoon, md) bezig ben".
Hij benadrukt het een paar keer, hij houdt gewoon van schrijven, meer niet. Geen boodschap, geen opzet, geen doel. De psychologie komt er vanzelf in. Wie denkt er niet na over morele dilemma's, schuld en boete, bedrog, leugens, schaamte? Natuurlijk komen de twee werelden van Schlink vaak bij elkaar. ,,Het schuldgevoel van de tweede generatie bijvoorbeeld is heel belangrijk in De voorlezer, maar het is ook een onderwerp waarover ik in mijn wetenschappelijke essays heb geschreven. Verraad en bedrog komen terug in mijn verhalen. Ook wetenschappelijk heb ik die in een essay geanalyseerd."
Nog steeds krijgt Schlink mails met vragen over de roman uit 1995, die in 40 talen werd vertaald. Middelbare scholieren vragen hem of ze het boek even voor hen kunnen samenvatten, omdat ze er een tentamen over krijgen. Maar er zijn ook vragen over metaforen, jongeren van de derde na-oorlogse generatie voor wie een wereld opengaat.
In het Goethe Institut vertelt hij over zijn recent door Nelleke van Maaren in het Nederlands vertaalde verhalenbundel, Zomerleugens

Zeven verhalen waarin wordt gelogen en ook weer niet echt. Want is het liegen als je iets verzwijgt om een ander te beschermen? Is het een leugen als je geheugen je zo manipuleert dat je het verleden in de loop der jaren anders bent gaan interpreteren? En wanneer wordt een leugentje om bestwil puur egoïsme?  De meeste personages, of ze nu wel of niet echt vreemd gaan, wel of niet zwijgen, zijn geen leugenaars. Het is bij Schlink nooit zwart of wit, eerder grijs. Als je empatisch bent, begrijp je iedereen. ,,Is het niet toegestaan om af en toe een geheimpje te hebben? Hebben we niet allemaal geheimen? Mijn personages zijn zoals wij. Wat een leugen is? Juristen houden zich niet met leugens bezig, een leugen is geen concept voor een wet. Het gaat om de vraag of we soms mogen liegen, of de ander per definitie recht heeft op de waarheid en wanneer."
In zijn verhalen komen alle mogelijke kanten van liegen aan de orde. ,,Als we liegen om het voor de ander makkelijker te maken, liegen we in wezen omdat we het onszelf makkelijk willen maken. We liegen omdat we zelf de waarheid niet onder ogen willen zien, wij kunnen een conflict dat ervan zou komen niet aan. Liegen tegen de ander is liegen tegen onszelf. Daar kan een levensleugen uit voortkomen. Moet je iemand die niet kan schilderen in de waan laten dat hij een goed schilder is?"
In een paar van de verhalen speelt het geheugen Schinks personages parten. Obetrouwbaar, manipulatief en creatief blijkt dat geheugen. Als student zag hij voor zijn ogen gebeuren hoe een oude professor die een rol had gespeeld in de eerste jaren van het Derde Rijk, alles vergat door de brute, provocatieve  manier waarop studenten hem ondervroegen. Maar hoe dan ook, ,,we herschrijven ons leven voortdurend, we herschrijven onze verhalen zodat het leidt tot wie we zijn en waar we zijn. Ik geloof in de waarheid, en zelfs ook in de gerechtigheid, maar die waarheid is gewoon erg gecompliceerd, het is vaak een keur aan afgronden, aan tegenspraak, aan leugens. Daarmee leven kan de waarheid zijn van een persoon." 

dinsdag 9 november 2010

Istanbul Culturele Hoofdstad 2010 - urban cosmopolitans

,,Turken zijn niet gewend om naar debatten te gaan", zegt de Turkse organisatrice van het Underground Café, ,,ook niet naar literaire. Alles is hier politiek. Ook een literaire activiteit ontaardt hier in politiek geruzie".  We zijn in het Nazim Hikmet Kültür Merkezi in Kadiköy, een cultureel centrum in een voorstad van Istanbul, met ongeveer 300.000 inwoners, dichtbevolkt, een wirwar van steile, smalle straatjes. Het ligt op de Aziatische oever van de Bosporus, met de zeebus is het zo'n 25 minuten varen.   
Het ommuurde café-terras van het culturele centrum, waar ook een boekhandel is gevestigd, zit vol met thee drinkende, rokenden mensen. Op de tweede etage van het gebouw heeft Urban Cosmopolitans, een jonge energieke organisatie, met een dito directeur die maandelijks tussen Istanbul en Amsterdam pendelt, schrijvers en dichters uit beide landen aan tafel gezet. Cosmopolitanism and the City is het thema. Het is maar een van de activiteiten die zij ontplooit in het kader van Istanbul Culturele Hoofdstad 2010. Haar opdrachtgevers zijn zowel Turks als Nederlands.
Dichter Alfred Schaffer en romanschrijver Rashid Novaire hebben in dat kader, met steun van het Letterenfonds, twee weken als writer in residence in Istanbul  doorgebracht. Van Turkse kant is er Asli Erdoğan (Hoe kan het dat haar indrukwekkende roman De stad met de rode mantel, dat in vele talen is verschenen en recent in Zweden mooie kritieken kreeg nog niet in het Nederlands is vertaald?), die momenteel in Wenen woont en de dichteres Zeynep Köylü,  die zojuist een maand in Antwerpen heeft doorgebracht.




Hoe ervaren zij, ‘urban cosmopolitans’ bij uitstek, het leven in de verschillende grote steden, vraag moderator Guido Snel, in het dagelijks leven docent Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Asli Erdoğan antwoordt dat ze onlangs in Istanbul meeliep in een vredesdemonstratie, die startte voor een bekende galerie. Ze werden uitgescholden en fysiek aangevallen door politiek andersdenkenden, het eindigde met een hoop geweld. In Wenen zag ze onlangs lange rijen voor de musea staan in het kader van de museumnacht. Culturele evenementen hebben er geen politieke implicatie, de mensen gaan er graag naar culturele evenementen, geweld is ver weg.
Zeynep Köylü prijst het bloeiende culturele leven dat ze in Antwerpen zag. Op een 'belganistan' festival werd Belgische en Afghaanse kunst belicht, alles liep uit in een groots dansfeest. Dichter Alfred Schaffer was de afgelopen weken vooral veel verdwaald in het immense Istanbul. 


Hij had genoten van de melancholie, de glinstering van het alom aanwezige water, het Turkse leven geobserveerd. Veel Turken had hij niet gesproken – ook jongeren zijn het Engels nauwelijks machtig.  
Hoewel de bijeenkomst uitstekend werd getolkt hadden maar weinigen de nazomerse terrassen verlaten om de stedelijke problematiek literair te bespreken. Ook de optredens in het kader van de schrijversconferentie van Winternachten i.s.m. het Tanpinar Festival, die een paar dagen geleden werd afgesloten, trokken maar weinig publiek, vertellen de vertegenwoordigers van Urban Cosmopolitans mij. Geen wonder, zegt Müge Gürsoy Sökmen, uitgeefster van Metis Publications, vertaalster en een vrouw die zich al meer dan 30 jaar onvermoeibaar heeft ingezet voor vrijheid van meningsuiting en ontelbare conferenties heeft georganiseerd. ,, Als je voor Nederlandse literatuur aandacht wil krijgen – toch niet een van de bekendste literaturen in Turkije, voegt ze er met gevoel voor understatement aan toe - moet je in het rustige seizoen komen, in januari of februari, niet tijdens de Istanbul Bookfair. Er zijn nu zoveel festivals en congressen. Zelf brengt de uitgeefster Daarboven is het stil van Gerbrand Bakker in mei uit, wie weet kan de auteur ook komen.
De helft van het publiek wordt vanmiddag gevormd door de Nederlandse organisatoren van Danube Foundation, veelal net afgestudeerden die door middel van projecten de Europese dialoog verder voeren en het Europa van de toekomst gestalte willen geven. Dit weekend organiseren ze de workshop Utopian City in Zeytinburnu, het ‘Osdorp/Slotervaart’ van Istanbul. 



Middelbare scholieren en studenten geven door middel van knip- en plakwerk hun visie op de ideale stad. Vooral het Istanbulse verkeersinfarct moet opgelost, blijkt uit hun werk, iedereen is uren onderweg naar school of werk. De natuur moet terug in de stad. De centrale overheid moet alles beter regelen. Er moet meer gebruik gemaakt worden van het water, van de Bosporus, er moeten meer busboten gaan varen.




Alfred Schaffer en Rashid Novaire zitten in de jury, die de beste concepten bekroont. Tot de prijswinnaars behoort een groep jongeren die een zen-werkstuk presenteert: bomen, water, eenvoud en leegte. Een stad zonder verkeer, zonder drukte - maar ook zonder religie. Dat laatste leidt tot verbazing bij een paar van hun leeftijdsgenoten, ,,wat voor doel heb je in je leven als er geen religie is?"


zaterdag 30 oktober 2010

Het geheim van alle kanten beluisterd

'We hebben uw steun nodig, zeker nu', zei musicoloog Hans Ferwerda in zijn welkomswoord gisteren in de Spiegelzaal van het Concertgebouw. Tegelijkertijd liet hij zien dat er maar één antwoord mogelijk is op de dreigende ontwikkelingen in de cultuursector, doorgaan én samenwerken. In de nieuwe reeks AAA (Avontuurlijk, Actueel en Aangrijpend) brengt het Concertgebouworkest op een bijzondere manier nieuwe muziek onder de aandacht. Niet door het louter programmeren ervan, maar door het intiëren van bijzondere activiteiten rond een thema, in samenwerking met een aantal Amsterdamse kunst - en cultuurinstellingen, zoals het Stedelijk Museum, FOAM, EYE en SPUI25.
'Het geheim' was het thema deze week. Sterrekundige Ed van de Heuvel hield in SPUI25 een lezing over het geheim van de oerknal, het Concert Ensemble Recherche liet gloednieuwe composities van Enno Poppe en Nicolaus Huber horen en het Concertgebouworkest speelde het derde bedrijf uit Lohengrin van Richard Wagner en Hertogs Blauwbaards burcht van Béla Bartók - verhalen die bestaan bij de gratie van de geheimen die eraan ten grondslag liggen.
Als invalshoek voor het middagprogramma Confrontaties was gekozen voor het geheim tussen man en vrouw. Kunsthistorica Caro Verbeek liet zien hoe vrouwen door de eeuwen heen door mannen waren afgebeeld (als lustobject, moeder, madonna of hoer), hoe de wijze vrouw als gevaarlijk werd gezien en werd weggemoffeld, bijvoorbeeld in De schepping van Adam, van Michelangelo Buonarroti. Zij zette de deemoedige Maria Magdalena van Donatello naast de sterke en wellustige versie van Marlene Dumas. 


Hilarisch was ook de uit 1977 daterende opname van museumbezoekers in Bologna die zich tussen 2 naakte mensen door moesten wringen om een aangekondigde expositie te kunnen bekijken, Ulay & Marina Abramovic, Imponderabilia. Gêne en schaamte versus verbazing en uitgestreken gezichten.
Zijn er nog wel geheimen in onze samenleving waar ieder de woorden transparantie en openheid zo hoog in het vaandel heeft, waar alles via internet op straat ligt, waar privéopnames de wereld rondgaan en waar sociale netwerken als virtuele realiteit voor velen tastbaarder zijn dan hun échte leven? Jazeker, antwoordde Andreas Wismeijer, auteur van het boek Geheimen, 'de huidige sociale media hebben niets veranderd aan het bestaan van geheimen', een geheim is immers meestal iets wat je nu juist niet wilt vertellen aan degene die het het meeste aangaat. Echte geheimen blijven dus bestaan, ook al geven mannen en vrouwen verschillende redenen aan voor het bewaren van geheimen. Volgens Hedy d'Ancona bewaren vrouwen geheimen juist vaak om de partner te beschermen en niet uit eigenbelang. Maar waarom wordt de nieuwsgierigheid van vrouwen om geheimen te doorgronden toch altijd zo negatief afgeschilderd? Het heeft de evolutie toch beslist vooruitgeholpen?


Tot slot vertolkte de sopraan Lilia Milek meesterlijk de satirische korte opera Egon und Emilie van de in 1940 naar Amerika gevluchte componist Ernst Toch. Het misverstand tussen man en vrouw op het scherpst van de snede gezongen, 'spreken is zilver, zwijgen is goud'. Weinig geheimzinnig - maar wat een goede formule om dergelijke stukken rond zo'n eeuwig actueel, aangrijpend en avontuurlijk thema te kunnen laten horen. 

vrijdag 22 oktober 2010

De slapeloosheid van Marc Dugain

,,Je wilt het begrijpen, begrijpen hoe mensen in staat zijn geweest lichamelijk en verstandelijk gehandicapten de dood in te sturen", zei Marc Dugain in een ronde tafelgesprek georganiseerd door Le Monde, twee weken geleden, in Parijs. Hij doelde op zijn onlangs verschenen roman L'insomnie des étoiles. Het boek speelt zich af vlak na de capitulatie in de herfst van 1945, in het Duitse deel van de Elzas, waar Franse militairen hun intrek in een niet nader genoemde stad nemen.

In de buurt van die stad ligt de boerderij van de familie Richter. Vader is naar het Russische front gestuurd, moeder is al overleden, alleen hun tienerdochter woont nog op de boerderij, stervend van de honger, zich koesterend aan de brieven die haar vader haar stuurde. De eerste paar kon ze lezen, de latere, toen haar bril door paarden was vertrapt, niet meer. Het is een macabere setting die Dugain schetst in zijn boek, een verlaten boerderij, een overstroming die alles verwoest, modder, honger, eenzaamheid. Twee politieagenten die de boerderij leeghalen, waarvan er één uit is op de verkrachting van het meisje dat zich ter nauwernood kan verstoppen. De terugkeer van de mannen, waarbij er één verkracht wordt en gedood. Het blijft allemaal erg schimmig en onduidelijk.
Na de capitulatie neemt de Franse kapitein Louyre het meisje mee naar zijn hoofdkwartier, waar ze wordt bijgevoed en weer langzaam tot leven komt. Louyre raakt geïnteresseerd in haar en in haar geschiedenis. Hij doet navraag over haar familie en ontdekt dat haar moeder was opgenomen in het gesticht van de stad, dat sinds een paar jaar leeg staat. Het brengt hem op het spoor van de deportatie van alle patiënten die in het tehuis verbleven.
Die deportatie - daar ging het Dugain om. Een gebeurtenis waarvan de hele stad op de hoogte was, maar waarover niemand iets zegt. Ook de directeur is gewoon met vervroegd pensioen gegaan. Het aanbod van een baan in een concentratiekamp sloeg hij af, hij trok zich liever rustig terug op het platteland.
Als lezer begrijp je wel wat Dugain voor ogen had: via een voorbeeld aantonen hoe mensen in staat zijn tot vreselijke dingen. Maar geslaagd is het boek niet. Het ligt er allemaal te dik op, het is té vreemd, té gezocht. Je gelooft geen moment in het verhaal. De brieven, de aristocrate die niet gek was, de dochter met hetzelfde gekken-gen, de brieven van de vader, de verliefdheid van Louyre - je trapt er niet in. Begrijpen hoe het kon gebeuren - auteurs van Vercors tot Jonathan Littell, van Jacques Chessex tot Philippe Grimbert hebben geprobeerd het onder woorden te brengen. De poging van Dugain blijft je in dit koor niet bij.

maandag 18 oktober 2010

Amin Maalouf op 1 december a.s. in Amsterdam

De Turks-Franse vrouw in Izmir, de Griekse uitgever in Thessaloniki, de Egyptische auteur uit Caïro, de jonge vrouw uit Syrië en de Haïtiaanse schrijver in Montréal, ze zeggen allemaal hetzelfde: Amin Maalouf weet in welke situatie wij zitten, hij kent ons, hij schrijft voor óns. De een denkt aan zijn boek over de kruistochten gezien door Arabische ogen, de ander aan zijn essay over identiteiten, de derde aan een van zijn vele historische romans, Samarkand of De omzwervingen van Baldassare.  Dat Maalouf (1949) op verschillende continenten op handen wordt gedragen heeft te maken met het feit dat hij een man is met één been in de Westerse wereld, met het andere in de Arabische. Hij werd geboren in Libanon, in een familie waarin veel talen, religies en achtergronden samenkomen  en woont sinds 1976 in Frankrijk. Hij werkte als journalist, maakte oorlogsreportages, van Vietnam tot Iran. Maalouf is een romanschrijver, een reiziger, een verhalenverteller, maar ook een denker en een essayist, die met zijn veelzijdige werk een brug probeert te slaan tussen twee werelden die steeds onverzoenlijker posities tegenover elkaar innemen.  

Was Maalouf zo'n 10 jaar geleden nog redelijk optimistisch gestemd over de toenadering tussen oost en west, in de loop der jaren is hij flink ongerust geworden en in zijn meest recente essay De ontregeling van de wereld luidt hij regelrecht de noodklok. 'Wij zijn zonder kompas de nieuwe eeuw ingegaan', luidt zijn eerste zin. Op ieder gebied constateert hij ontregeling en kompasloosheid -  intellectueel, financieel, klimatologisch, geopolitiek en ethisch. Onze soort heeft de grens van morele incompetentie bereikt, stelt Maalouf en we moeten ons afvragen of we niet met gezwinde pas bergafwaarts gaan.
Rustig, docerend, soms opvlammend van woede, analyseert  hij heel precies wat hij heeft waargenomen in het westen én in het oosten en wat de achtergrond is van zijn noodkreet. De Europese en de Arabische beschavingen hebben de wereld alleen nog spanningen te bieden, ze zijn moreel gezien failliet.
Europa is sinds het vallen van de muur zijn bakens kwijtgeraakt, weet niet om te gaan met vragen over zijn identiteit, zijn grenzen en zijn plaats in de wereld. Sinds de Koude Oorlog is er 'minder universalisme, minder rationaliteit, minder laïciteit' en een steeds fanatieker groepsbewustzijn.  'De toekomst van het continent is in het geding'.


Anderzijds zinken de Arabisch-islamitische landen steeds dieper weg in een 'historische put', constateert Maalouf en daar lijken ze niet uit te kunnen komen Ze koesteren wrok tegen de hele wereld en 'vooral tegen zichzelf'. Het religieuze radicalisme heeft de overhand gekregen en is radicaal antiwesters van karakter. Minderheden zijn verdwenen of worden met de dood bedreigd, het lot van de vrouwen is desastreus.
Wat Maalouf de Arabische wereld verwijt is haar gebrek aan moreel bewustzijn. Wat hij het Westen verwijt is de neiging om zijn moreel besef aan te wenden als een middel om te overheersen. In de Arabische wereld, waar men nu niet tolereert wat men 1000 jaar geleden wel tolereerde, neemt de barbaarsheid de vorm aan van intolerantie en obscurantisme. In het Westen die van arrogantie en ongevoeligheid.   
De Westerse beschaving heeft wel universele waarden geschapen maar die niet overgedragen op andere volken. Onze voormalige koloniën hebben op geen enkele manier van die waarden geprofiteerd. Ook in Irak bijvoorbeeld is het de VS niet gelukt om 'een volk dat niets liever wilde' een democratisch stelsel te bezorgen. Probleem is, aldus Maalouf, dat het westen heen en weer geslingerd wordt tussen het verlangen de wereld te civiliseren en de wil de wereld te overheersen - onverenigbare ambities.
Bovendien is er sprake van een enorm verstoord machtsevenwicht in de wereld, wat aan gene zijde leidt tot gevoelens van wrok en verbittering. Alle macht is 'voornamelijk in één hoofdstad' geconcentreerd en verkiezingen in de VS bepalen niet alleen de toekomst van Amerikanen, maar ook die van Aziaten, Europeanen, Afrikanen en Zuid-Amerikanen. De kiezers in Miami spreken zich zo niet alleen uit over hun eigen toekomst, maar ook over die van alle andere volken.
Het kapitalisme is zijn tegenstander kwijtgeraakt, waardoor het systeem degenereert. Het duidelijkst is dat in de financiële wereld. Effectenbeurzen veranderen in casino's, financiële instellingen gedragen zich 'als dronken schooiers'. 'Waarom zou een jong iemand nog leraar willen worden in plaats van sjacheraar?' De financiële ontregeling is het symptoom van de ontregeling van ons hele waardensysteem, schrijft Maalouf. Daar ligt de taak van de VS. Als de VS de wereld niet kan overtuigen van 'de morele legitimiteit van hun primaat', blijft de mensheid 'in staat van beleg'.
De situatie in de Arabische wereld is nog veel desastreuzer, meent Maalouf, want in het overgrote deel van de Arabische landen heeft het bewind geen enkele legitimiteit. In een gedetailleerd historisch hoofdstuk over de rol van de Egyptische leider Nasser, laat hij zien hoe de Arabische volken ieder zelfrespect verloren door hun nederlaag in de Zesdaagse oorlog van 1967.  Dubbele haat was het resultaat, jegens de wereld en jegens zichzelf. 'Is het toeval dat daar de mensen vandaan komen die aan het begin van deze eeuw de spectaculairste gewelddaden hebben gepleegd?'
Het verklaart volgens Maalouf ook waarom de islam de grondslag, zelfs het enige bestaansrecht is geworden van de Arabische wereld. Het geloof dat ze verspreid hebben is 'het enige terrein waarop hun zelfrespect overeind blijft'. De 'starre, pietluttige' manier waarop de islam wordt beleefd, weerspiegelt de historische impasse waarin de Arabische volken zich bevinden. Die impasse, schrijft Maalouf, is het duidelijkste symptoom van de achteruitgang van de hele hele mensheid.
Hoe dan verder? Volgens Maalouf ligt onze enige redding in cultuur en onderwijs. Vandaag de dag heeft de cultuur 'tot taak onze tijdgenoten de intellectuele en morele middelen te verschaffen om te kunnen overleven'. Het verwerven van kennis en het ontwikkelen van een bloeiend geestelijk leven is het enige middel tegen consumptie, tegen de uitputting van de rijkdommen van onze planeet. Bovendien helpt de cultuur ons in het omgaan met menselijke diversiteit, het grootste knelpunt van onze tijd. Voor Europa is het cruciale punt dat van de immigranten. De integratiemachine is vastgelopen, wordt gesaboteerd. Het westen moet er coûte que coûte in slagen het vertrouwen van migranten terug te krijgen en van hen een positieve, nuttige schakel te maken tussen land van herkomst en land van aankomst. Ze moeten hun dubbele identiteit aanwenden om een trait d'union te zijn tussen de verschillende landen, pleitbezorgers worden van de Europese ervaring, die heeft bewezen over een langere periode voor vrede te kunnen zorgen.
Wijs en verstandig zijn de woorden van Maalouf - maar hij schrijft ze neer met de moed der wanhoop.
Op 1 december spreekt Amin Maalouf in De Brakke Grond in Amsterdam. Voor meer informatie: www.sica.nl.

donderdag 14 oktober 2010

Michelangelo in Istanbul

Op 13 mei 1506 zet Michelangelo Buonarroti voet aan wal in de haven van Constantinopel. Althans, dat schrijft Mathias Enard in zijn recent verschenen roman Parle-leur de batailles, de rois et d'éléphants (Actes Sud). De titel is ontleend aan Kipling, het verhaal heeft historische pijlers maar het is de verbeelding die ze met elkaar verbindt.




Michelango geeft gehoor aan de prestigieuze uitnodiging van sultan Bajazet om een brug te ontwerpen die de twee delen van Istanbul met elkaar moet verbinden. Het is een klap in het gezicht van die andere wereldheerser, paus Julius II, die hem opdracht heeft gegeven een graftombe voor hem te ontwerpen. Michelangelo heeft genoeg van de paus, die hem bergen belooft maar nog geen cent heeft uitbetaald, en die hem bovendien en plein public vernedert, hem zijn paleis uitgooit, in plaats van hem de erkenning te geven waarop Michelangelo als groot kunstenaar recht denkt te hebben. Zijn trots is gekrenkt.
Kleine miniaturen schetst Enard, die met zijn vorige roman Zone (2008, prix Decembre, prix du Livre Inter) veel succes had. Korte portretten, kleur en klank van een scène, een ontmoeting, een wandeling door de stad, een briefwisseling met zijn broer of vrienden in Florence. Mooi beschrijft Enard de verbijstering van de Fransman over de tot moskee omgevormde St. Sophia basiliek, zijn gesloten karakter, zijn gewoonte lange lijsten te maken van wat hij ziet en doet, nieuwe materialen, bijzondere bijvoeglijke naamwoorden. Groot vizier Ali Pacha zorgt goed voor zijn gast, stelt hem een mooi atelier, een heel team ingenieurs, maquettemakers en tekenaars ten dienste, een tolk, een gids en een danseres. Sommige hoofdstukjes zijn opgeschreven vanuit haar perspectief en geven een wereld weer waar Michelangelo niet het minste idee heeft. Uit haar gedachten komen de strijd, de koningen en de olifanten, dromen van een vrouw die de man beter kent dan hijzelf.
'Michel-Ange n'était pas très beau, le front trop haut, le nez tordu, brisé lors d'une rixe de jeunesse, les sourcils trop épais, les oreilles un peu décollées. Il avait sa propre face en horreur, dit-on. On ajoute souvent aue s'il recherchait la perfection du trait, la beauté dans les visages, c'est que lui-même en était totalement dépourvu. Michel-Ange cherche l'amour. Michel-Ange a peur de l'amour tout comme il a peur de l'enfer.'
In de pen van Enard is de kunstenaar een gesloten, zoekende man, die niet snel vriendschap sluit, sober leeft en leeft om te werken. Liefde, drank, vrouwen, vriendschap - het is allemaal niet écht aan hem besteed. De brug die hij ontwerpt, die de stad moet verenigen, moet  het concept van zijn oudere collega Leonardo Da Vinci over wie hij niets dan kwaad spreekt, in de schaduw stellen, zijn naam vestigen, hem wereldberoemd maken en vooral de paus tarten.
Van de omgeving, de cultuur waarin hij terecht is gekomen, weet hij niets. Hij doet ook geen poging die te doorgronden. Hij tekent, hij werkt en hij wil betaald worden, erkenning oogsten. Het loopt allemaal heel anders - en nooit zal hij weten of ook maar proberen te begrijpen waarom.

Mathias Enard: Parle-leur de batailles, de rois et d'éléphants. Actes Sud. 154 blz. Prijs € 17.


zaterdag 9 oktober 2010

Algerijnse literatuur langzaam uit het dal

 'Waarom ga je als Algerijnse auteur steeds weer door die beproeving van het schrijven?', vroegt Maïssa Bey zich af tijdens de ronde tafel die deze week plaats vond in het Allard Pierson Museum. 'Vanwege de band met de ander, met je lezer, met jezelf', gaf ze zelf ten antwoord.  Ze begon laat te schrijven, vertelt ze. Van jongs af aan had ze een passie voor lezen, ze trouwde, kreeg vier kinderen, had een gewoon sociaal leven, niets bijzonders. Tot 'de chaos' in de jaren '90 bezit nam van het land. Toen nam ze zelf de pen ter hand. Niet voor een politiek pamflet, voor een stuk in de krant. Ze schreef een liefdesroman, Au commencement était la mer, in 1996 uitgegeven bij de Franse uitgeverij Marsa. Ze woont  in Sidi-Bel-Abbès, in het westen van Algerije, schrijft romans, toneel en korte verhalen en runt er een cultureel centrum en een vereniging voor de vrouw. 'Na de verleiding van de stilte, de verleiding van de waanzin, komt de verleiding van de haat voor de ander'. Het is het thema van haar recentste boek, Puisque ma coeur est mort (Ed. de l'Aube).

Die verleiding van de stilte roept herkenning op bij de andere aanwezige Algerijnse schrijvers. Mourad Djebel (43), ook in de jaren '90 naar Frankrijk gevlucht, schrijft in Les cinq et une nuits de Shahrazède (Ed. La Différence, 2005) over de chaos, de woede en de wanhoop. 'Verscheurdheid, breuken liggen ten oorsprong aan het scheppingsproces', zegt hij', maar 'ik vraag me af of de literatuur wel ergens toe dient, wat is het nut?' Zelf 'heeft de literatuur hem gered, hem in leven gehouden', maar verder?
Toch komt de Algerijnse literatuur, en met haar de schrijvers, langzaam uit het dal naar boven. Werden in de gewelddadige jaren '90 alle culturele instellingen gesloten, alle uitgeverijen verboden en vele intellectuelen vermoord, sinds het begin van de 21e eeuw groeit het aantal weer gestaag. De meeste Algerijnse kunstenaars zochten een goed heenkomen in Frankrijk, een ander bleef in Nederland, zoals Mehdi Acherchour, wiens boek Moineau onlangs voor de prix Femina werd genomineerd.
Op een bevolking van 36 miljoen Algerijnen, schrijven de aanwezige Algerijnse auteurs voor niet meer dan 4 à 6000 lezers, verzuchten ze. Toch is er een groeiende belangstelling voor recente geschiedenis, voor getuigenissen van de recentste gebeurtenissen, vertelt advocate en historica Fatima Bakhaï. Een van de uitgevers die daarbij een belangrijke rol heeft gespeeld is uitgeverij Barzakh, opgericht door Sofiane Hadjadj en Selma Hellal. Zij krijgen voor hun werk in december de Prins Claus prijs uitgereikt. http://www.princeclausfund.org/press/documents/PersberichtLaureatenPrinsClausPrijzen2010bekend06092010.pdf


Erasmusprijs voor maestro Abreu

Deze week kreeg dr José Antonio Abreu uit Venezuela de Erasmusprijs 2010 (http://www.erasmusprijs.org/nl/)
De 'maestro' bleek klein, kaal, maar voorzien van stralende, felle ogen waar zijn hele energie in leek te zitten. Zijn hele leven heeft Abreu in dienst gesteld van de muziek, muziek voor kinderen. Hij zette jeugdorkesten op, overal in het land, vervolgens buiten de grenzen van Venezuela en bracht kinderen uit kansarme gezinnen in aanraking met een wereld van inspiratie en gemeenschappelijkheid, verre van de straat, drugs en prostitutie. Alle kinderen krijgen een instrument op voorwaarde dat ze dagelijks, in zijn eigen woorden 'tot middernacht', oefenen in het symfonieorkest waarin ze zijn ingedeeld.
Onvermoeibaar werkt deze nog steeds gepassioneerde musicus aan de verwezenlijking van wat hij als zijn missie ziet. Zijn organisatie, El Sistema, telt inmiddels 175 werknemers, allen op jonge leeftijd begonnen. De paar medewerkers die Abreu in Amsterdam vergezelden spraken net zo hartstochtelijk over hun werk als de meester zelf: armoedebestrijding, sociale cohesie, levensvreugde, muziektalent.


Het concert dat het Teresa Carreño Youth Orchestra of Venezuela, een van El Sistema's toporkesten, donderdagavond gaf in het Concertgebouw was een mooie mix van klassieke Europese en swingende Zuid-Amerikaanse muziek. Bernstein, Chávez, Copland, de vijfde symfonie van Tsjaikovski. Gevolgd door vele swingende toegiften, waarbij het in de vaderlandse kleuren gehulde orkest zich ontpopte tot wavende dansers met hun instrument in de hoofdrol.

zondag 3 oktober 2010

Apocalypse bébé

15 jaar geleden verscheen Baise-moi (in het Nederlands vertaald als Genaaid), een boek dat een schandaal veroorzaakte vanwege de aaneenschakeling van perverse seks en geweld dat Virginie Despentes over haar lezer heenstortte. Over de gelijknamige film raakte men het niet eens: kunst of pornografie. Lang was de naam van Despentes synoniem met brute sex en geweld door vrouwen, die met kalashnikovs niet alleen verkrachtende mannen om zeep hielpen, maar hun agressie ook botvierden in chique tearooms vol dames op leeftijd. In latere romans, zoals Teen spirit (Grasset, 2002), luidde de schrijfster en cineaste de noodklok voor de verpeste, verwende jeugd in de Parijse jetset.
Dit najaar verscheen van haar Apocalypse bébé, een dikke roman die momenteel voor maar liefst drie grote literaire prijzen is genomineerd. Despentes, inmiddels 41, gaat door op het ingeslagen pad en heeft zich inmiddels ontwikkeld van een razende jonge vrouw tot een boze rijpere vrouw, van een schreeuwende, protesterende, vloekende pen tot een vaardige, rustigere maar niet minder indrukwekkend felle plume. De jeugd ontspoort, is haar thema, doe er wat aan! is haar boodschap. En dan heeft ze het niet over de kinderen die opgroeien in achterstandsgezinnen, in de banlieues, maar over de tieners uit goede, welvarende, intellectuele gezinnen, met teveel geld en te weinig aandacht. Kinderen met dure kleren, altijd het nieuwste mobieltje, de laatste ipod, maar zonder ouder die grenzen trekt, luistert en verbiedt.
Hoofdpersoon in Apocalypse bébé is de zestienjarige Valentine, dochter van een schrijver die naar zijn zin veel te weinig in de belangstelling staat, en een vrouw die haar en haar vader op jonge leeftijd heeft verlaten en sindsdien geen contact meer met haar wil. Ze groeit op onder de scepter van een bemoeizuchtige oma, haar stiefmoeder die ze haat en haar vader die geen moment werkelijk aan haar denkt. Despentes laat zien wat tot voor wanhoopsdaden een dergelijk meisje, rijk maar doodeenzaam en emotioneel verwaarloosd, in staat is.
Dat doet ze knap en meeslepend. Valentine verdwijnt, de familie huurt twee vrouwelijke detectives in om haar op te sporen, wat volgt is het relaas van die speurtocht. Je ziet de film zich voor je ontrollen, waarbij ook de twee detectives een mooi gezicht krijgen. Alle mogelijke milieus laat Despentes de revue passeren: jonge racisten, extreem-rechtse punkers, kloosterzusters, gewelddadige nihilisten, lesbiennes en giechelende schoolmeisjes. Geweld, pillen en verkrachting zijn nog steeds elementen in Despentes' universum. Maar je gaat mee, als lezer, ze raakt je.
Van mij mag Apocalypse bébé in november een mooie prijs in de wacht slepen.

"Avec Houellebecq, il se passe enfin quelque chose". Le monde des Livres | 02.09.10 | 11h51

Critique littéraire au NRC Handelsblad, Margot Dijkgraaf décrypte l'influence de l'écrivain aux Pays-Bas.

Un nouveau livre de Michel Houellebecq est un événement, non seulement en France mais dans toute l'Europe. Il est le seul écrivain français dont les médias néerlandais annoncent un nouveau roman encore non traduit, le seul auteur dont on suit aussi bien les projets que les procès. Qu'a-t-il, Houellebecq, qui manque aux autres écrivains français ? Est-ce son image de provocateur ? Son comportement de star absolue à l'étranger ? Lors de son dernier séjour à Amsterdam, il s'est "perdu" dans le Quartier rouge avant de donner une interview sur son grand lit, installé comme un pacha, ses musiciens à ses pieds, son (ex-)femme à ses côtés, elle avec une cafetière sur les genoux...
Avec Houellebecq, il se passe de nouveau quelque chose en littérature française. Pendant trop longtemps, on a eu l'impression que tout était (trop) calme. Où est le nouveau Sartre, le nouveau Camus, me demande-t-on souvent, qui est la nouvelle Françoise Sagan ?
Même s'il existe d'excellents auteurs français contemporains, leur visibilité est incertaine, surtout dans un pays très tourné vers le monde anglophone comme le sont les Pays-Bas, où les jeunes générations ne savent presque plus lire en français. L'écriture de soi et le genre tellement en vogue de l'autofiction ont renforcé l'impression d'une littérature renfermée sur elle-même. Certes, des éditeurs néerlandais nous présentent d'excellents auteurs comme Emmanuel Carrère, J.M.G. Le Clézio, Jean-Marie Blas de Roblès ou Marie NDiaye. C'est courageux, mais les ventes sont souvent désastreuses.
Ce n'est pas le cas avec les romans de Michel Houellebecq, qui sont devenus des best-sellers aux Pays-Bas comme dans toute l'Europe. Dès Les Particules élémentaires, on a reconnu une nouvelle voix dans la littérature française, qui chez nous a eu la chance de trouver un traducteur excellent, Martin de Haan. La critique a tout de suite parlé de ce provocateur qui sait écrire, ce romancier qui sait raconter une histoire, capable d'embrasser le monde et l'histoire. C'est un écrivain qui n'a pas son pareil pour refléter l'air du temps, qui parle du sexe, de l'apocalypse, de la dégradation du couple, des relations humaines pourries en Europe et, surtout, de l'islam à une époque où, partout en Europe, la question de l'immigration est un sujet extrêmement difficile.
Ce qu'il écrit sur le fonctionnement de l'individualisme libéral, sur la société de consommation, la disparition des normes et la violence humaine en appelle à toute une époque. Très peu d'écrivains contemporains réussissent à marier l'ironie, la provocation, le cynisme et une imagination stupéfiante pour créer une oeuvre dont on n'arrête pas de discuter. Voilà les raisons d'un succès éclatant à l'étranger, aux Pays-Bas et en Allemagne par exemple, où l'auteur jouit d'un grand prestige intellectuel et où son oeuvre engendre de nombreux débats, études critiques et travaux universitaires.
"BIEN PÉRILLEUX VOYAGE"
Le roman qui vient de sortir, La Carte et le Territoire, viendra encore grossir cette réputation. Au lieu d'une vision d'apocalypse telle qu'il nous la présentait dans La Possibilité d'une île, Houellebecq nous peint, dans l'épilogue, la perspective d'une Europe qui économiquement ne joue plus aucun rôle important dans le monde. L'Europe ne connaît plus le problème de l'immigration depuis que "les migrants africains se dirigent vers les nouveaux pays industrialisés" tout en s'exposant "à un bien périlleux voyage, traversant l'océan Indien et la mer de Chine". Il se dégage du roman une réflexion nostalgique sur l'âge d'or de l'Europe, le côté éphémère de l'industrie humaine, un "sentiment de désolation".
Houellebecq serait-il un auteur franco-français, avec une oeuvre typiquement française ? Au contraire ! Bien sûr, il situe souvent ses romans en France. Dans son dernier roman, il continue de se moquer de son pays en le décrivant comme n'ayant, dans la nouvelle économie mondiale,"guère à vendre que des hôtels de charme, des parfums et des rillettes - ce qu'on appelle un art de vivre". Mais dans son oeuvre il dépasse largement ce contexte pour parler de l'Europe. Il continue à être un écrivain "au milieu du monde", qui frappe où ça fait mal, un auteur qui veut "rendre compte du monde", comme le répète son personnage principal, dans La Carte et le Territoire.
On l'adore ou on le déteste, mais il ne laisse personne indifférent. Michel Houellebecq a fait revenir la littérature française sur le podium européen.
Margot Dijkgraaf
Article paru dans l'édition du 03.09.10.