Op veler verzoek hierbij een paar punten uit de korte lezing die ik vandaag uitsprak op de Frankrijkbijeenkomst in Amsterdam, georganiseerd door DutchCulture.
Dames en heren,
Vorige week was ik bij een van de eerste bijeenkomsten die mede werd georganiseerd van de Akademie van Kunsten, de recent weer in het leven geroepen tak van de Akademie van Wetenschappen. Het onderwerp van de discussiemiddag was een onderwerp waar de WRR momenteel een rapport over schrijft, ‘de waarde van kunst en cultuur’. De kersverse voorzitter van de Akademie van Kunsten, beeldend kunstenares Barbara Visser, kreeg het woord nadat een Britse onderzoeker zijn licht had laten schijnen over de louter economische wijze waarop in de UK de cultural value van de kunsten wordt bekeken.
Barbara Visser legde uit dat ze zich ongemakkelijk voelde bij dit thema van ‘de waarde van kunst en cultuur’, hoe kun je het als kunstenaar nu hebben over de waarde van wat je maakt? Ze vertelde dat ze zich er lang voor geschaamd in het openbaar te zeggen dat ze kunstenaar was. Pas later in haar leven had ze die schaamte overwonnen. Kunst op zichzelf heeft geen waarde, zei ze, maar we kennen haar waarde toe. Kunst staat zelf nooit centraal, het gaat om datgene waarnaar ze verwijst. En ook: de essentie van het werk zit in de verbeelding van de kijker of in die van de luisteraar en lezer.
Visser kwam met de ene na de andere knappe formulering om aan te tonen dat kunst écht waarde heeft, écht een maatschappelijke rol vervult, écht niet naar binnen gericht is. Daarom vond ze de aanduiding ‘intrinsieke waarde’ van de kunst bijna nog gevaarlijker dan de verwijzing naar de economische.
Nu heeft de Académie française, gesticht in 1635, mede model gestaan voor de oprichting van haar Nederlandse zuster. Zou zij, in de bijna 300 jaar van haar bestaan, ooit één debat hebben gewijd aan de waarde van de kunsten, aan de legitimering van hun bestaan? Ik betwijfel het. Nee – zij debatteert over de verandering van de grammatica, buigt zich over de vernieuwingen in de Franse taal, deelt literaire prijzen uit of bekroont sociale projecten die via stichtingen, dankzij privéfondsen, donaties en erfenissen kunnen worden gefinancierd. De Académie française mag dan niet bekend staan als jong en avant-gardistisch, de leden die zij recent benoemde zijn jonger, vooruitstrevender en bovendien niet meer vooral afkomstig uit l’hexagone. Maar zou men daar de behoefte of de noodzaak voelen aan te tonen dat de kunst bestaansrecht heeft?
Een
onderzoeker van het Franse Ministerie van Cultuur hoorde ik het vorige week zo
formuleren: in de VS geldt: je suis riche donc je suis mieux que toi. In
Frankrijk geldt: je vais à l’opéra donc je suis mieux que toi.
Dit soort
verschillen in hoe er in Frankrijk en bij ons wordt omgegaan met kunst en
cultuur maakt het zo boeiend om over onze grenzen heen te kijken en een
intensieve dialoog te voeren. Die dialoog onderhouden en aanwakkeren is een
voorrecht.
Wat hebben we
de afgelopen maanden in Parijs georganiseerd?
Een table
ronde met Franse, NL en Vlaamse uitgevers, vertalers en journalisten
Een discussie
met Paul Scheffer – Alain Finkielkraut
Een literaire
avond met Toine Heijmans en zijn uitgeefster, toen hij voor Op zee de prix
Renaudot kreeg
Een avond met
kunsthistorica Caroline van Eck, winnares van de prix Huygens-Descartes, en de
Franse auteur en journalist Christophe Ono-dit-Biot van Le Point
Een discussie
over de toekomst van Europa met Luuk van Middelaar en Guillaume Klossa onder
leiding van Jean-Michel Demetz van L’Express
Twee avonden
in Parijs’ literaire hotspot, het Maison de la Poésie:
Britta Böhler ging
in gesprek met Lydie Salvayre
Arnon Grunberg
discussieerde met Frédéric Beigbeder
Anderzijds heeft het Institut français in Amsterdam van haar kant niet de minste auteurs op het podium gezet:
Jérôme
Ferrari, Amélie Nothomb, Karine Tuil, Romain Puertolas en Joël Dicker.
Het zou
fantastisch zijn als we in de nabije toekomst de literaire programma’s en
debatten op elkaar zouden kunnen afstemmen, kunnen delen en combineren. Als we auteurs
een plek zouden kunnen geven én in Parijs én in Amsterdam én in Lyon én in
Nijmegen.
Literatuur is bij uitstek een venster op de ander, op het onbekende, op een andere cultuur.
32% van het kwart
hoogst opgeleide Fransen leest 20 boeken per jaar of meer
In de
boekenbranche in Frk gaat 2,8 miljard euro om. Er verschijnen zo’n 86.000
titels per jaar, waarvan ongeveer de helft nieuwe.
De boekenomzet
daalt wel in Frankrijk, maar niet zo spectaculair als in Nederland.
Jarenlang werden er ongeveer 40 literaire titels over en weer vertaald. Hoewel er nog geen harde cijfers beschikbaar zijn, kunnen we wel inschatten dat dat aantal de afgelopen jaren is gedaald.
Daar ligt een
taak voor de beide culturele afdelingen van beide ambassades:
-
In
het organiseren van ontmoetingen tussen Franse en NL schrijvers, uitgevers,
vertalers, journalisten en andere spelers uit het boekenvak en gerelateerde
vakgebieden – de wetenschap, de creatieve industrie.
-
In
het monitoren van de ontwikkelingen in beide landen, in het intensief samenwerken,
zeker nu het culturele huis, de bakstenen van het gebouw onder druk staan.
Daarbij blijven de rencontre, de dialoog, het debat en de literatuur fascinerend en cruciaal.
De vraag is of je de waarde daarvan ooit in harde euro’s zult kunnen uitdrukken.
Margot
Dijkgraaf