Op zaterdag 31 augustus, ontving de Franse schrijver Emmanuel Carrère op
Manuscripta de Europese Literatuurprijs 2013. Zijn vertaalsters Katelijne De Vuyst en Katrien Vandenberghe, verantwoordelijk voor de Nederlandse versie van Limonov, delen in de prijs én in de eer.
Op 1 september treedt Carrère op in SPUI25. Zie www.SPUI25.nl
Voor foto's zie http://www.parool.nl/parool/nl/2848/FOTO/photoalbum/detail/3501801/462393/0/Literatuurprijs-uitgereikt-aan-Emmanuel-Carrere.dhtml#photo
Hoeveel mensen hebben er met eigen ogen kunnen constateren dat de wasbakken van 'Eurogoulag', een Russisch strafkamp aan de Wolga, precies dezelfde zijn als die in een duur hotel in New York, ingericht door topdesigner Philippe Starck? Niet veel. Misschien maar één: Edouard Limonov, geboren op 2 februari 1943, vlak voor het leger van Hitler capituleerde aan de oevers van de Wolga. Het is een van de redenen waarom Emmanuel Carrère vele jaren wijdde aan het leven van deze Rus die opgroeide in de gewelddadige gangs van een dorp in de Oekraïne, clochard werd en huisknecht van een miljardair in New York, maar ook dichter, schrijver, gevierde ster in Parijs, huursoldaat, oprichter van een politieke partij geïnspireerd door bolsjewistisch, facistisch én nazistisch gedachtegoed, echtgenoot, vader en gevangene in de beruchtste gevangenissen van Rusland.
'Ik kan u daar een goed verhaal over vertellen', schrijft
Emmanuel Carrère regelmatig in zijn nieuwe boek. Dan volgt het relaas van een
overval op een Moskouse nachtclub, een illustratie van het megalomane karakter
van zijn hoofdpersoon, een profetische uitspraak van zijn moeder, Ruslandspecialiste,
of hij introduceert weer een nieuwe markante figuur in zijn caleidoscoop van de
Russische recente geschiedenis.
Verhalen vertellen - dat kan Carrère. Hij liet het al
zien in De
sneeuwklas (1995) en
Op drift (1986), romans waarin de waanzin toeslaat,
identiteiten aan diggelen gaan en de werkelijkheid het gezicht krijgt van een
nachtmerrie. In De tegenstander (2000) sleepte hij de lezer mee in
zijn fascinatie voor de man die achttien jaar een
dubbelleven leidde en op het moment dat dat aan het licht dreigde te komen zijn
hele familie vermoordde. Langzaam liet de schrijver het fait divers
los: in Een Russische roman (2007)
duidde hij zijn morbide obsessie met moord, opsluiting en waanzin en bevrijdde
hij zich van zijn eigen demonen. Dat was duidelijk te merken in Andere levens dan het mijne (2011), een
schitterend persoonlijk boek, dat wel autobiografisch is, maar met Carrère als
'subjectieve getuige' en niet als onderwerp én lijdend voorwerp.
Langzaam ook legde Carrère zijn verbeelding aan banden,
werd hij meer en meer rapporteur van wat hij zag en meemaakte. Hij verbeeldde
niet meer van binnenuit de waanzin van een figuur in wie hij helemaal opging,
maar deed, in woord en beeld, verslag: van de ellende op het Russische platteland bijvoorbeeld. Hij
observeerde het gedrag van vrienden nadat een tsunami hun kind had meegesleurd
of verwoordde zijn eigen gevoelens na de dood van zijn zus. Hij werd minder
romanschrijver en meer non-fictie auteur: de toevoeging 'roman' is op het Franse
origineel dan ook verdwenen, 'echt gebeurd' kan er nu met grote letters op de
omslag staan - gevoel voor de tijdsgeest kan Carrère niet worden ontzegd.
Nu hoeft er bij een boek over Limonov ook weinig
verbeelding aan te pas te komen: hij leefde zijn leven zodat het vereeuwigd kon
worden. Vooral de eerste 100 bladzijden zijn een absoluut leesgenot, zelfs al heb
je nog nooit van de hoofdpersoon gehoord. Carrère sleept je zijn verhaal
binnen, overdondert je met zijn charme en zijn hoogstpersoonlijke aanpak. Vrienden
van de vermoorde Russische journaliste Anna Politkovskaja maken hem, op
reportage in Moskou, nieuwsgierig naar de huidige naam en faam van Limonov. Hij
herinnert zich hoe de Russische schandaalauteur in de jaren '80 door de Parijse
jetset werd omarmd. 'Limonov was onze barbaar, onze boef: we droegen hem op
handen'; hoe de bewondering omsloeg in afschuw toen hij zich aan de kant van de
Serviërs schaarde en daadwerkelijk deelnam aan de gevechten op de Balkan. Zijn
imago van charmante avonturier veranderde in één klap in dat van
oorlogsmisdadiger. Geen Rus die het hem kwalijk neemt, constateert Carrère, die
alom wordt gefeliciteerd als hij twee weken lang met Limonov mag optrekken:
'het was of ik tegelijkertijd Houellebecq, Lou Reed en Cohn-Bendit kwam
interviewen, wat een geluksvogel was ik!'.
Het is, kortom, vooral de avontuurlijke kant van Limonov als
schelm die Carrère verleidt: de man heeft maar één streven, beroemd worden, een
held zijn: in de jongerengangs waar hij opgroeit, in de underground, in de
literatuur, op het slagveld, in de politiek. Én in de gevangenis: 'want voor
wie zichzelf ziet als romanheld, is de gevangenis een hoofdstuk dat niet kan
onbreken'. Op ieder milieu raakt hij na een tijdje uitgekeken, hij moet en kan
beter. Zijn boeken draaien maar om één onderwerp: zijn eigen leven. Vervelend
vindt hij vooral de mannen die het echt maken, Joseph Brodsky, Alexander Solsjenistin,
Vladimir Poetin. Al die bewondering van het publiek voor dat soort figuren leidt
maar af van degene die het meest bewonderd moet worden, hijzelf. . Interessant is
Carrères analyse van Limonovs oppositie ten aanzien van Poetin. Ze hebben
dezelfde sociale achtergrond, hebben het patriottisme met de paplepel ingegoten
gekregen, deelden wantrouwen tegen de perestroika en beschouwen de
ineenstorting van het communisme als de grootste catastrofe van de 20 e eeuw.
Limonov en Poetin - ze lijken op elkaar, ze zijn stoer, macho, ze houden van
macht. Met één verschil: Poetin is geslaagd in het leven, Limonov niet. Die
laatste rest slechts een rol van actievoerder in de marge. Vandaar Carrères
keuze voor het motto van Poetin, voorin zijn boek.
Eenvoudig is het niet, schrijft Carrère, het is
ingewikkeld om het leven van één man te verbinden met meer dan een halve eeuw
roerige, Russische geschiedenis en hij schrijft
juist, 'om die complexe situatie te ontvouwen'. Dus laat Carrère niet
alleen alle mogelijke kanten zien van Limonov, waarbij hij zich vooral baseert
op diens eigen werk, maar schetst hij een uitgebreid panorama van alle milieus
waarin deze verzeild raakt, inclusief hoofd- en bij- en randfiguren. Het leidt
soms tot een doolhof waarin Ariadnes draad bij tijd en wijle ontbreekt, terwijl
de hoofdpersoon, middenin dat labyrint, zich steeds pathetischer op de borst
staat te kloppen.
Uiteindelijk kan Limonov het opbrengen om één vraag te
stellen aan die Franse schrijver die hem daadwerkelijk zal vereeuwigen: waarom
schrijft Carrère eigenlijk een boek over hem? Carrère antwoordt dat hij het
leven van Limonov geweldig vindt, romanesk en gevaarlijk. 'Une vie de merde,
ja', bijt de held hem toe, een rotleven kortom.
Emmanuel Carrère: Limonov.(Ed. P.O.L.) Vertaald door Katelijne de Vuyst en
Katrien Vandenberghe, De Bezige Bij Antwerpen, 352 blz., 24,95 €.