dinsdag 12 februari 2013

Le grand Meaulnes verstript


Op 1 juni 1905 ziet de negentienjarige student Henri-Alban Fournier in Parijs een mooie jonge vrouw de trappen van het Grand Palais afkomen. Het is een coup de foudre, hij volgt haar naar de Boulevard St. Germain, waar ze blijkt te wonen en blijft haar huis dagenlang observeren. 'Wat bent u mooi!', fluistert hij haar in het voorbijgaan toe. Hij volgt haar naar de kerk, spreekt haar na de mis aan, excuseert zich voor zijn brutaliteit. Ze voeren 'une belle et mystérieuse conversation'. Een paar maanden later hoort Fournier dat ze diezelfde winter getrouwd is. Aan zijn vriend Jacques Rivière schrijft hij: 'Deze keer is alle hoop vervlogen. Ik weet het sinds gisteravond. De pijn, die ik op dat moment nog niet zo voelde, steekt nu in alle hevigheid op'.



Het zijn zinnen die acht jaar later bijna letterlijk zouden terugkomen in de roman die een van Frankrijks eeuwige bestsellers zou worden, Le grand Meaulnes (twee jaar geleden opnieuw in het Nederlands vertaald door Mario Molegraaf), avonturenroman en Bildungsroman tegelijk, vol sprookjesachtige weemoed, romantiek en verlangen naar een verloren liefde. Het boek verscheen precies 100 jaar geleden, kreeg net niet de prix Goncourt, maar werd wereldwijd door miljoenen mensen gelezen en enkele malen verfilmd. Onlangs verscheen het voor het eerst in een stripversie, van Bernard Capo, waaraan het Institut français d'Amsterdam nu een bescheiden tentoonstelling wijdt. Capo's stijl is klassiek, natuurgetrouw, precies, op het nostalgische af - en past zo qua sfeer wonderwel bij het boek. Capo tekent met pen op overtrekpapier, coloriste Marie-Paule Alluard brengt met de hand de kleuren aan, de tekstballonnen worden in kleurendruk toegevoegd.
Hoe komt het dat het boek tot op de dag van vandaag nog zo populair is dat het wordt verstript? Wat is er zo aantrekkelijk aan het verhaal van de vriendschap tussen twee schoolvrienden die in de loop van hun leven hun jongensdromen als een luchtbel uit elkaar zien spatten?Zit het hem in de sprookjesachtige setting van een kleine plattelandsschool, de spelletjes en rivaliteiten in het lieflijke landschap van de Berry? In de jarenlange zoektocht naar een meisje aan wie Meaulnes tijdens een bizar avontuur zijn hart heeft verpand? Ongetwijfeld. Wie een romantische geest heeft kan ook nu nog smelten voor de beschrijving van het magische, gekostumeerde kinderfeest op het kasteel waar Meaulnes terecht komt en treuren over zijn omzwervingen in een labyrint zonder draad van Ariadne. De lezer leeft mee met zijn boezemvriend, de verteller, die zijn geheim deelt en het begeerde meisje voor hem vindt - om haar weer te verliezen. Het blijft de roman bij uitstek van het getourmenteerde jongerenhart, verliefd, rusteloos, wanhopig op zoek naar de ander.
Honderd jaar geleden, in 1913, stond Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, de wereld die men kende stond op het punt te verdwijnen. Fournier, bevriend met de dichter Charles Péguy, bewonderaar van de dichter-diplomaat Paul Claudel en de inmiddels zo goed als vergeten schrijfster Marguerite Audoux, trad niet in de voetstappen van de grote realistische negentiende-eeuwse romanciers Honoré de Balzac en Emile Zola. Zijn toon, zijn stijl, de sfeer die hij wilde oproepen waren eerder verwant aan de dichters en de romantici, Alphonse de Lamartine, Alfred de Vigny en vooral Gérard de Nerval. De beroemde kleine roman van Nerval, Sylvie uit 1853, lijkt voort te komen uit dezelfde bron van droom en fantasie en beweegt zich evenzo tussen sprookje en prozagedicht, in een verkenning van de  menselijke ziel.
Was Alain-Fourniers stijl voor zijn tijdgenoten al niet actueel of vernieuwend, een grotere de kloof tussen de hedendaagse adolescent en de verteller van Le grand Meaulnes is nauwelijks voorstelbaar. Alain-Fourniers personages houden hun emoties verborgen, veel blijft onuitgesproken. Het leven is langzaam en verstrijkt in zeeën van verveling. Besef van afstand, tijd en ruimte - niets is meer hetzelfde. Het boek beschrijft een wereld waarvan zelfs de laatste sporen zijn verdwenen.   
Juist daarom wordt het boek wellicht nog gelezen: Le grand Meaulnes is een literair lieu de mémoire, symbool van een voorbij tijdperk en een verdwenen Frankrijk, dat louter voortleeft in een romantisch collectief geheugen en alleen nog in literaire vorm kan worden gekoesterd. In hetzelfde jaar, 1913, verscheen het eerste deel van wat A la recherche du temps perdu zou worden, eveneens een poging vervlogen tijd, een verloren paradijs, te doen herleven.
Proust zou nog negen jaar krijgen om zijn meesterwerk af te ronden. Alain-Fournier stierf in 1914, op achtentwintigjarige leeftijd, bij gevechten om de Maas, een jaar na de publicatie van wat zijn enige roman zou blijven. Pas in 1991, 77 jaar later, zouden hij en 21 van zijn medesoldaten worden teruggevonden in een anoniem massagraf in de buurt van Verdun.

De strip verschijnt bij Casterman, € 16.



zaterdag 9 februari 2013

Villa Gillet presenteert de plannen voor de Assises du Roman 2013


Gisteren presenteerde de Villa Gillet in de boekhandel Les Minimes in Parijs haar plannen voor de Assises du Roman 2013, die dit jaar voor de zevende keer, in de week van 27 mei, in Lyon worden gehouden. Guy Walter, de bevlogen en energieke directeur van de Villa, nam het woord, samen met Raphaëlle Rérolle, journaliste bij het magazine van dagblad Le Monde en mede-initiatiefneemster van de Assises.


Weer zullen er grote schrijvers van uit de hele wereld spreken over actuele thema's, voor een publiek van vele duizenden bezoekers. 
http://www.villagillet.net/portail/air/actualites/
De Villa Gillet, die zich richt op 'recherches contemporaines' organiseert niet alleen de Assises du Roman, maar is ook heel succesvol in de VS, waar, samen met Amerikaanse partners jaarlijks een groot evenement wordt georganiseerd op het snijvlak van literatuur, filosofie en sociale wetenschappen. 
http://www.villagillet.net/portail/walls-and-bridges/actualites/
Uitgangspunt van alle activiteiten van Walter en zijn team is een sterk inhoudelijk programma en een intense samenwerking met relevante partners. Ieder jaar slaagt Walter erin nieuwe grote sponsors te vinden voor zijn activiteiten, een knap staaltje cultureel ondernemerschap.


Institut néerlandais sluit eind dit jaar

Een prachtig instituut wordt toch definitief opgeheven - hoe bestaat het...

http://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/08/institut-neerlandais-moet-eind-dit-jaar-de-deuren-sluiten/
En dit is het persbericht dat Buitenlandse Zaken en de Fondation Custodia lieten uitgaan:
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/02/08/nieuwe-opzet-culturele-activiteiten-frankrijk.html

dinsdag 5 februari 2013

Haasses échte prozadebuut: Kle(e)ren maken de vrouw




Deze week verschijnt er een herdruk van Kle(e)ren maken de vrouw van Hella S. Haasse. Het verscheen vlak na de oorlog, in 1947, en het boekje is daarmee Haasses allereerste roman. Het is haar échte prozadebuut, vóór Oeroeg, dat een jaar later verscheen. Haasse schreef het boek in opdracht, voor de serie Carrière-Boeken van C.V. Allert de Lange, een reeks over beroepskeuze voor  'het oudere meisje', waarin jonge vrouwen attent werden gemaakt op mogelijke toekomstperspectieven.



Het is, ook nu nog, een kostelijk boek, in de geest van Cissy van Marxveldt's Joop ter Heul. Lezers die vroeger hebben gesmuld bij de Pitty op kostschoolreeks van Enid Blyton, zullen hun hart kunnen ophalen. Net als Sterrenjacht is het geen echte roman voor volwassenen - lezers die dat verwachten zullen teleurgesteld worden. Kleren maken de vrouw is een verhaal over twee vriendinnen, Reina en Abbie, die samen een zolderkamer aan het Singel in Amsterdam delen. Reina, het belangrijkste personage, heeft talent voor naaien en ambitie in de mode. Probleem is dat ze haar kostje moet verdienen en geen tijd heeft  daarnaast haar ideaal te verwezenlijken. Als ze een avondjurk maakt voor een vriendin die is uitgenodigd in adellijke kringen, oogst deze zoveel succes met haar jurk dat Reina door een rijke dame een studie aan een modeacademie wordt aangeboden. Ze schrijft zich in, is heel talentvol, serieus en al snel de beste van haar jaargenoten. Haar talent roept de jaloezie op van een verwend meisje uit de hogere klassen, die haar op achterbakse wijze probeert te benadelen, maar Reina, met haar goede hart, slaagt erin vriendschap met haar te sluiten. Haar vrolijke vriendin Abbie werkt op een kantoor, verzorgt alle huishoudelijke taken, is goed in verstelwerk, steunt haar vriendin en ontmoet via haar de man van haar leven.
Hoewel het naar onze huidige begrippen  - hoe kan het ook anders - een vrij zoetsappig verhaal is, moet het boek jonge vrouwen van toen hebben aangesproken. Het is goed geschreven, beschrijvingen en dialogen volgen elkaar snel op, het is geestig en toegeschreven op jonge vrouwen die werk zoeken en idealen koesteren.
Haasse laat zien dat ze - dan al - een vakvrouw is. Haar verhaal heeft vaart en om haar beschrijvingen en dialogen kun je nu nog glimlachen. Psychologisch is het boek zwak. De enorme goedheid die Reina tentoonspreidt ten opzichte van haar rivale (ze vergeeft haar alles en redt haar en passant ook nog uit een bordeel), getuigt van weinig mensenkennis. 
Reina is de eerste literaire afspiegeling die we van Hella te lezen krijgen. Herma (de hoofdpersoon uit Sleuteloog) zal, vele decennia later, de laatste zijn. Wat voor personage is Reina van Holten? Een meisje van rond de 20, wonend in een kamer hoog in een pand aan het Singel, met uitzicht op een 'rij van bijzondere geveltjes: de barokke overdadigheid van een daklijst waarop twee levensgrote beelden van Minerva en Mercurius in een weelde van plooiende gewaden achteloos op hun ellebogen geleund lagen'. Een meisje dat als herkenningsmelodie voor haar vrienden'schel het beginmotief van Rachmaninoff's tweede pianoconcert fluit' en een bibliotheek bezit met 'de verzen van Leopold naast het kookboek, de Bijbel geflankeerd door Murder on the Orient-Express en Le Rouge et le noir van Stendhal, een wereldliteratuurgeschiedenis, en Rekel van Cissy van Marxveldt'. Aan de muur van hun kamer hangt een korenveld van Van Gogh en de Akeleid van Dürer. Een meisje, kortom, met een voorliefde en een eruditie die volledig overeenkomen met wat we weten van Hella op die leeftijd.
Reina is bovendien een meisje dat jong wees is geworden, is opgegroeid bij haar grootouders, tijdens haar studie kunstgeschiedenis lid is geworden van het AVSV en haar studie na de dood van haar grootouders heeft moeten opgeven.  Ze werkt sindsdien als verkoopster op de 'kunst-afdeling van een der grote modezaken', iets wat ze prettig vindt, want ze heeft 'een aangeboren behoefte aan een omgeving met aesthetische en mooie dingen'. Ze gaat vaak naar de Schouwburg, heeft vriendinnen aan het toneel. Ze schrijft uitstekende brieven, weet een goed gesprek te voeren, houdt ervan verhalen uit het verleden te horen en beweegt zich ook verder zonder moeite in de hogere kringen. De parallel met de schrijfster is overduidelijk. Bovendien is haar personage knap en trekt ze ongewild snel de aandacht van mannen die ze vervolgens weer van zich af weet te schudden. Ze spreekt niet van 'verliefdheid', maar van 'zielsverwantschap', ze houdt er niet van als er een 'schertsende flirttoon' tegen haar wordt aangeslagen, maar zoekt ' 'n prettig soort geestelijk contact'. Aan 'oppervlakkig-verliefd gedoe' heeft ze het lak, liever is haar met jongemannen een contact 'van mens tot mens' hebben. Ook dit past in het beeld dat we hebben van de Hella van toen.
Opvallend - zeker voor die tijd - is het dat Reina er niet van houdt als mannen 'meisjes met ambitie' niet 'au sérieux' nemen. Ze wordt driftig als een jongen die haar het hof maakt verkondigt dat meisjes niet moeten werken, maar 'er aardig uit (moeten) zien, 'n goeie smaak (moeten) hebben en gezellig (moeten) zijn'. Reina's weerwoord dat dat 'archaïsche theorieën' zijn en dat juist 'de meest aantrekkelijke meisjes diegenen zijn die het hardst studeren', komt haar op een beschuldiging van 'feministe!' te staan. Ze wil ook, als ze uitgaan, haar eigen financiële aandeel betalen, wat bij de heren niet in goede aarde valt.
Het boek eindigt met een mooie moraal, opgetekend uit de mond van Reina: 'Werk is altijd belangrijk (...). Je moet het zelf doen - je moet ervoor werken, voor vechten. Je krijgt geen roem of succes cadeau - je kan 't alleen maar máken door aan te pakken'. Reina/Hella geven daarbij beiden het goede voorbeeld.
Het boekje is inderdaad het prozadebuut van Hella S. Haasse, maar het serieuze werk, haar échte eerste roman, zou toch pas een jaar later verschijnen.