Het verleden is nog zo dichtbij
Jenny Erpenbeck komt bij haar huis aanlopen met twee
grote bekers ijs. Ze woont in de Berlijnse wijk Mitte, aan een mooi groen plein
waar ze vanuit haar werkkamer op uitkijkt. Haar huis is groot, het heeft een
werkkamer voor haarzelf, voor haar man die dirigent is, een bibliotheek waar de
boekenkasten metershoog zijn, een kamer voor hun zoon, een eetkeuken, een
logeerkamer waar momenteel haar Amerikaanse vertaalster bivakkeert, en een
beschaduwd terras. Ze maakt twee bekers koffie, pakt het ijs en spreekt
ondertussen aan een stuk door over haar huis, haar leven en haar schrijven.
Ontzettend blij was ze met de prijs uit Nederland, ze kreeg voor haar boek ook
de Foreign Fiction Prize, wat jammer dat haar moeder dit alles niet meer kan
meemaken.
Uw boek omvat bijna de hele twintigste eeuw. Het
begint met de dood van een baby, die u vervolgens tot leven wekt, een procedé dat
u een aantal keren herhaalt. Het is een what if roman met een hele bijzonder
compositie. Hoe kwam die tot stand?
Als iemand sterft, denk je vaak: wat zou er gebeurd
zijn als die knip in het leven op een ander moment zou zijn gemaakt? Je vraagt
je dan af of die persoon dezelfde zou zijn gebleven, of dat het beeld dat je
van iemand zou hebben heel anders zou zijn geweest. In mijn boek wilde ik die
knip op verschillende plekken maken. Dan krijg je een verhaal dat iets vertelt,
weer terugkomt, weer iets anders vertelt en zo blijven de mogelijkheden uitdijen.
Al die mogelijkheden zitten hoe dan ook in het verhaal en het worden er steeds
meer. Dat geldt niet alleen voor de mogelijkheden van de hoofdpersoon, maar ook
voor die van alle andere personages. Familie, vrienden, ze krijgen allemaal een
groter verhaal. In mijn boek gaat de vader in het ene verhaal naar de VS, in
het volgende blijft hij ambtenaar, dan lijdt hij honger. Wat ik spannend vond
was dat een personage veel meer vlees op de botten krijgt dan wanneer hij
alleen maar dat ene personage bleef.
U wilde meer levens, meer ruimte scheppen?
Ja, en daarbij, chronologie is ook niet alles. Ik
had het gevoel dat de weg die je gaat meer is dan een snoer, het leven is een
driedimensioneel iets, het is bijna lichamelijk, de mogelijkheden die we hebben
zijn zo veelsoortig, we doen één ding tegelijk, maar al het andere wat we doen is
er ook. Ik denk ook vaak dat zinnen die
we uitspreken hun eigen leven hebben, ze worden overgedragen van generatie op
generatie. Ik heb bijvoorbeeld zinnen van mijn overgrootmoeder in het oor en
misschien ontdek ik als ik ouder word waar de zin vandaan komt. Dat vind ik
spannend.
U rijgt de tijd op een bijzondere manier aan elkaar.
Soms lees je de alinea die je al hebt gelezen opnieuw in een andere context. U
vraagt veel van uw lezers.
Ja, dat is ook goed, ze moeten niet moe zijn als ze
mijn boeken lezen, het is een beetje detectivewerk.
Uw boek is echt Europees. U laat de vader die naar
de VS gaat nadenken over de manier waarop Europa is gevormd: ‘binnen Europa
hadden de mensen zich van oudsher, al zwervend over het vasteland, vermengd en
een nieuw onderkomen gezocht als een land te weinig opleverde of het leven er
om een andere reden ondraaglijk werd. (..) Hier stuurden ze de mensen die ze
niet wilden gewoon weer het water op, die mochten thuis te gronde gaan of als
overtollige jonge katjes gewoon op zee verzuipen’.
Ja, dat klopt, het is echt Europees. Europeanen
vergeten altijd dat we eigenlijk allemaal emigranten zijn. We komen allemaal
ergens anders vandaan. Zo zit onze geschiedenis in elkaar.
Voelt u zich een Europese schrijver?
Ach. Weet u, op het moment zijn er huizen populair
waarin je geen kamers meer hebt, maar gewoon enorme ruimten. In de ene hoek
wordt geslapen, in de andere zit de keuken, in een andere staat de tv. Daar ben ik geen
fan van. Het is wel mooi kunstzinnig, maar ik vind het jammer als de dingen unspeziell zijn. Onzin vind ik ook de
normen uit Brussel die een bepaald soort kaas verbieden of bepalen dat onze jam
geen confiture meer mag heten. In die zin voel ik me niet echt Europees. Ook
niet specifiek Duits. Ik ben gewoon een mens die in Berlijn, in een bepaalde
omgeving is opgegroeid. Het zou mooi zijn als we Europa echt maakten om vrede
te garanderen, maar dat geloof ik eigenlijk niet. De poging om van Europa een
eenheid te maken is toch in eerste
instantie economisch en ingegeven om een tegenwicht tegen de VS te creëren.
En op het gebied van de literatuur?
Zelfs hier wordt me vaak gevraagd of er een groep is
waartoe ik behoor. Maar ik heb overal op de wereld, in Zuid-Afrika, Canada, India
mensen met wie ik me verbonden voel, naar wier werk ik nieuwsgierig ben. Iedereen
zit alleen aan de schrijftafel. Ik zit nu eenmaal in Europa, en mijn familie is
onderdeel van de Europese geschiedenis. Mijn familie is een uitsnede uit de
mensheid. Zo zie ik dat. Bij het schrijven van dit boek is me bijvoorbeeld ook
zo duidelijk geworden dat Wenen eigenlijk de hoofdstad was van een enorm rijk
en daarna volledig overbodig werd. Plotseling had men nog wel een grote
hoofdstad, maar het rijk was weg. Dit soort dingen ontdekken, dat vind ik
spannend. De migratiestromen in Europa vind
ik interessant. Hoe langer ik me daarmee bezig houd, hoe meer ik ze begrijp.
Dat interesseert me. Mijn overgrootvader ging van Oekraïne naar het huidige Polen,
het andere deel van mijn familie kwam weer uit een andere richting, er waren
ook oostzeevaarders bij, die tot in China gevaren zijn.
U heeft dus niet zozeer een Europese maar een
wereldomvattende blik. Toch is de Europese geschiedenis wat schrijvers hier
gemeen hebben.
In bredere zin hebben we het voorrecht gehad -, nou
ja, voorrecht is een raar woord in dit verband - dat we die oorlogen hebben
gehad, dat we vreselijke dingen hebben meegemaakt. Voor de Amerikanen bijvoorbeeld
was dat heel ver weg. Ik wens niemand die ervaring toe, maar hij is er nu
eenmaal. We voelen die achtergrond nog steeds. Een vriend van me wil een boek maken over de
geesten die Berlijn bewonen. Amerikanen kunnen zich heel moeilijk voorstellen
wat voor een enorme geschiedenis Berlijn kent. Ik ben in Berlijn opgegroeid, ik
heb de Bombenlücke gekend, de gaten
in Berlijn veroorzaakt door de bombardementen. En dan zie je hoe het volgebouwd
wordt. Dat wordt nooit meer normaal. Als er een huis gebouwd wordt, is dat niet
zomaar een huis, maar een huis op een plek waar vroeger een bom is gevallen. Ik
woon vlak bij de muur, als je een schep aarde neemt, zie je de fundamenten van
de vroegere kelders nog. De grond is zo zwaar belast. Het verleden is nog zo
dichtbij.
In Berlijn kun je niet om de geschiedenis heen.
Als Duitser word je er altijd mee geconfronteerd. We
hebben ons zo extreem slecht gedragen. Je kunt er niet omheen. Je kunt alleen mittendurch.
Voelt uw generatie zich daarvoor verantwoordelijk, voelt
u zich verplicht er een verhouding toe te zoeken? Of kunt u zeggen ‘das war
einmal’ en nu schrijf ik over iets wat daar helemaal niet mee te maken heeft?
Wat mij achterdochtig maakt is dat in andere landen
vergelijkbare verschrikkelijke dingen gebeurd zijn, wij waren wel extreem, maar
hetzelfde is in zoveel andere landen ook te zien. Denk aan de Inca’s, Ruanda,
de mens heeft een enorm potentieel aan barbaarsheid. Bij mij is het zo, en
daaraan zie je misschien dat ik me verantwoordelijk voel, dat ik dolblij ben dat
mijn grootouders antifascisten waren. Ik was een keer in Israël voor een paar
dagen, en toen was ik daar zo gelukkig om.
Je staat niet graag aan de andere kant. Hoewel het ook onzin is: als ik nazi grootouders
had gehad, had ik er niets aan kunnen doen. Je wordt in een familie geboren, je
hebt altijd de mogelijkheid de dingen beter te doen. Maar het is helemaal niet
zo makkelijk de dingen goed te doen. Ook vandaag niet. Men zegt altijd dat we
ons met het verleden moeten bezighouden zodat we in de toekomst niet opnieuw dezelfde
fouten maken. Maar ik geloof dat iedere generatie weer van voor af aan moet beginnen.
En dat is eigenlijk veel erger. Ik denk dat er vandaag net zoveel nazis zouden
zijn als toen. Ik heb net een boek over
vluchtelingen afgemaakt, getiteld Gehen,
ging, gegangen. Er zijn maar weinigen die zich om hen bekommeren. Er wordt
altijd gezegd geef de arme Afrikanen geen hoop, wij kunnen het probleem ook
niet oplossen, ze moeten het in Afrika doen. Maar er zijn er hier toch nog een paar die
helpen. Dat heeft misschien toch te maken met het naziverleden, het is iets
meer verankerd. Maar het is ook geen massale beweging.
U komt uit een beroemde schrijversfamilie in de DDR,
in hoeverre heeft die u gevormd?
Ik heb geluk gehad met mijn familie, mijn moeder was
vertaalster uit het Arabisch, ze vertaalde onder andere Naguib Mafouz. Mijn
vader was chemicus, maar wisselde toen naar filosofie, schreef romans en
gedichten, gaf kunstboeken uit. Mijn grootmoeder was schrijfster, ze heeft alle
prijzen gewonnen die er waren. Ze was een bestsellerauteur, verkocht meer dan
anderhalf miljoen boeken. In de DDR was
ze beroemd, in het Westen kent niemand haar. Mijn grootmoeder schreef acht uur
per dag. Ze was eerst actrice, ontmoette mijn grootvader die acteur was. In onze familie schreef iedereen, we spraken
de hele dag over literatuur. Het was zo gewoon dat ik geen schrijfster wilde
worden, ik vond het saai.
Uw boek laat zien hoe je de geschiedenis mettertijd
steeds weer anders interpreteert. Alles is voortdurend in beweging. ‘Was ze
eigenlijk ooit dezelfde? Waren er ook maar twee momenten in haar leven waarop
ze met zichzelf te vergelijken was?’, schrijft u.
Dat denk ik altijd, het geldt zelfs in het
privéleven. Het is ook de vraag naar wat identiteit is. Ik ben moeder van mijn zoon, vrouw van mijn man
etcetera. Ik wissel dat voortdurend af, ik ben dan echt iemand anders, ik
spreek anders, doe andere dingen. Het gebeurt toch regelmatig dat je zegt: dat
had ik nooit gedaan, terwijl dan even later blijkt dat je het toch zo gedaan
hebt. Je bent het vergeten. Denk aan Grass of aan mensen van de Stasi, ze zijn werkelijk
vergeten dat ze iets hebben ondertekend. En ik kan me voorstellen dat het toen gewoon
niet die betekenis had. Als je ouder wordt en je terugkijkt zie je dat er toch
ergens een verband was. Toen ik jong was deed ik de dingen gewoon, pas later
krijg je mee uit wat voor familie je eigenlijk stamt, van wat voor materiaal je
eigenlijk bent gemaakt.
Uw boek is niet vrolijk. Maar er zijn wel personages
die zich voor een zaak willen inzetten, die geëngageerd zijn.
Er zijn gelukkig altijd weer jonge mensen die zich
ergens voor inzetten. Vaak heb ik het idee dat de bevrediging van onze behoeften, het consumeren, voorop staat. Als je uit het Oosten komt zoals ik ben je op dat punt sceptisch
opgevoed, ik zie dat als grote manipulatie om de mensen rustig te houden. Daarom
heb ik nu ook dat boek over de vluchtelingen geschreven. Het is een enorm thema
dat middenin onze steden aanwezig is en niemand schrijft erover. Je kunt
natuurlijk zeggen Erpenbeck is gek geworden, we weten dat allemaal al, en het
is bovendien geen thema voor de literatuur. Maar dat is het wel. Iemand zal
toch willen weten hoe het die mensen echt vergaat? Ik heb de neiging de wereld
te willen verbeteren, net als mijn communistische grootouders.
Een handvol sneeuw is vertaald door Elly Schippers en verschenen bij Van Gennep.